Waarom niet eens luisteren naar wat de Syriërs zelf te zeggen hebben?

De inwoners van Oost-Ghouta vertellen een gruwelijk verhaal van uithongering, onthouding van voedsel en medische hulp, verkrachtingen, het gevangen nemen en vermoorden van onschuldige vrouwen en kinderen. Hun stemmen worden echter onderdrukt. Hun getuigenissen leggen immers de ware aard bloot van de gewapende oppositie en de waanzin van wereldleiders die momenteel met een globale oorlog dreigen. Zogenaamd namens het Syrische volk.

GHOUTA, SYRIË (oorlogsverslag) — Met het gevaar dat er een nieuwe kunstmatige oorlog in het Midden-Oosten opdoemt, heeft de hele wereld het over Syrië. De mensen in Damascus reageren opgelucht na de bevrijding van Douma, het laatste dorp in Oost-Ghouta onder controle van de gewapende oppositie, aangezien dit tevens het einde betekent van de jarenlange willekeurige bombardementen van de hoofdstad. Vrede werd mogelijk door een overeenkomst tussen de Syrische regering en Jaysh al-Islam, de laatst overgebleven militante groep in Oost-Ghouta. De deal stipuleerde de evacuatie van de rebellen en hun weinige aanhangers naar andere delen van het door rebellen bezette Syrië in ruil voor de bevrijding van de tientallen gijzelaars van Jaysh al-Islam. In plaats van het vermeende gebruik van chemische wapens was het dat wat de meeste Syriërs bezighield.

Maar agressie verving arrogantie toen Israël een stap verder ging dan de dreigende retoriek van de westerse en geallieerde staatshoofden. Maandag 9 april bombardeerde Israël een Syrische luchtmachtbasis waarbij op zijn minst 12 mensen het leven lieten. Vijf dagen later volgde de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië in hetzelfde voetspoor door meer dan 100 raketten op faciliteiten in Damascus en Homs af te vuren. In de hevigst bestookte faciliteit, zo blijkt achteraf, werden geneesmiddelen tegen kanker ontwikkeld. De VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en Israël beweren dat dat in naam van het Syrische volk gebeurt. Ze slagen er echter op de een of andere manier toch in om de mening te negeren van zij die hier als enigen daadwerkelijk een mening over mogen hebben: de bevolking in en rond Damascus.

Ik was in Damascus op het moment dat het over en weer bombarderen van Douma en de hoofdstad werd hervat, nadat op vrijdag 6 april de onderhandelingen stukliepen. Uiteindelijk werd de laatste deal dan toch twee dagen later ondertekend. De gijzelaars werden vrijgelaten en de militanten uit Douma geëvacueerd. Tijdens mijn verblijf bezocht ik zowel Zamalka, een dorp in Oost-Ghouta, als Harjallah, een centrum voor intern ontheemde Syriërs. Ik had de eer om er te kunnen praten met enkele van de burgers die onder de bezetting van de jihadisten hebben geleefd.

Dit artikel bevat hun tragische en afschuwelijke getuigenissen.

Een eerste blik: mijn bezoek aan Zamalka

Op zondag 8 april, terwijl de gevechten nog steeds gaande waren, kreeg ik de kans om Zamalka, een stad in Oost-Ghouta die bijna drie weken ervoor werd bevrijd, te bezoeken. De rondleiding was georganiseerd door het Ministerie van Informatie, de overheidsinstantie die toezicht houdt op buitenlandse journalisten. Er waren niet veel burgers aanwezig omdat de meesten van hen vanwege de vernietiging de stad tijdelijk hadden verlaten.

We liepen vooral rond en namen foto’s van de buurt, waaronder meerdere mortierlanceerplatforms die de afgelopen jaren door de rebellen gebruikt waren om Damascus lukraak te bestoken. Daarbij werden duizenden inwoners van de stad vermoord en verminkt. In een huis liet een legerofficier ons een aantal zware wapens zien, waarvan sommige, volgens hem, van Israëlische afkomst waren. Het Syrische Arabische Leger (SAA) heeft onlangs trouwens ook Israëlische wapens gevonden in Harasta en Douma, twee andere gemeenten in Oost-Ghouta. Soortgelijke ontdekkingen waren er de afgelopen jaren ook rond Damascus en zelfs in de door ISIS bestuurde gebieden van Mayadin en Deir Ezzor.

Tijdens mijn rondwandelen ontmoette ik enkele burgers. Een man van rond de zestig was blij om enkele van mijn vragen te beantwoorden. Toen ik hem vroeg naar de voedselhulp die van buiten Oost-Ghouta werd binnengebracht, maakte hij de verbazingwekkende opmerking dat de militanten er 80 procent van voor zichzelf achterhielden.

Iets later stelde ik een andere man dezelfde vraag. Die ging zelfs zover te beweren dat alles door de militanten werd achtergehouden. Hoewel de waarheid waarschijnlijk ergens in het midden ligt, is dit verbijsterend, vooral omdat de Westerse massamedia consequent hebben geprobeerd het leed van de inwoners van Oost-Ghouta te wijten aan de belegering van de enclave door het Syrische leger.

Maar toen ik Marwa Awad van het Wereldvoedselprogramma van de VN (UNWFP) — de organisatie die samen met de Syrische Arabische Rode Kruis (SARC) verantwoordelijk is voor de bedeling van hulp aan Oost-Ghouta – hierover aansprak, gaf ze toe dat de hulp ‘niet eerlijk verdeeld’ was. Om deze ‘oorlogseconomie’ te verbreken plaatste de UNWFP het teken ‘niet te koop’ op de voedselhulppakketten verdeelde het de hulp in kleinere individuele pakketten.

Volgens Awad werd dit probleem intern uitvoerig besproken. Het UNWFP en SARC hebben er bij meerdere gelegenheden bij de lokale rebellen op aangedrongen om de hulp eerlijk te verdelen. Westerse media negeerden deze verbluffende modus operandi, waarbij de jihadisten hun greep op de bevolking versterkten door het achterhouden en doorverkopen van humanitaire hulp. Sterker nog, de westerse pers vertrouwde op exact dezelfde mensen om een antwoord te krijgen op de vraag waarom de bevolking leed.

In een artikel in maart 2018 gaf The Guardian bijvoorbeeld de volgende reden voor het voortijdig vertrek van hulpkonvooien uit Douma:

Iyad Abdelaziz, een lid van de Lokale Douma Raad, zei dat negen hulpkonvooien het gebied moesten verlaten nadat de beschietingen door de regering en de luchtaanvallen ’s avonds intensiever waren geworden. Waarnemers zeggen dat het aanhoudende offensief in Oost-Ghouta eenzelfde tactiek lijkt te volgen als die welke Assad en zijn bondgenoten op andere belangrijke ogenblikken in de oorlog hebben gebruikt: belegering van door rebellen bezette gebieden, hen fel bombarderen, een grondaanval lanceren en doorgang bieden aan burgers die vluchten en strijders die zich terugtrekken.

Wael Alwan, de woordvoerder van een van de belangrijkste rebellengroepen in Oost-Ghouta, Failaq al-Rahman, zei dat Rusland ‘aandringt op militaire escalatie en gedwongen verhuizing oplegt’ aan de mensen in Oost-Ghouta, wat hij ‘een misdaad’ noemde. [nadruk van de auteur]

Het ergste moest nog komen: bezoek aan Harjallah

Hoewel onrustbarend, moest het ergste nog komen. Na deze paar getuigenissen besloot ik twee dagen later, op dinsdag naar het opvangcentrum in Harjallah, ten zuiden van Damascus, te gaan. Volgens Abdulrahman al-Khatib, de burgemeester van de gemeente en voorzitter van het centrum heeft het sinds het in 2016 werd geopend onderdak geboden aan ongeveer 150000 intern ontheemde Syriërs uit het hele land.

Meer dan 21000 inwoners van Oost-Ghouta waren de afgelopen drie weken in het asielcentrum aangekomen. Sindsdien waren er 53 baby’s geboren. Alle voedsel, medische hulp en andere uitgaven zijn volledig kosteloos en worden voor 80 procent bekostigd door de Syrische overheid en voor 20 procent door internationale Ngo’s. De bewoners van het centrum helpen zelf als vrijwilligers bij de algemene organisatie van het kamp en het bereiden van de maaltijden. Er zijn ook scholen en volgens Al-Khatib wordt momenteel met UNICEF een strategie besproken om het educatieve deel van de activiteiten van het centrum uit te breiden. Last but not least, toen ik er was kon ik getuige zijn van een vrij spontane vorm van vermaak voor de kinderen toen ze door vrijwilligers met succes aangemoedigd werden om te zingen en te dansen.

Ik kreeg ook de kans om met een van de artsen van de twee medische centra in Harjallah te praten. Dr. Jamilah al-Naemah vertelde dat het centrum waar ze werkte elke dag medische hulp bood aan 250 tot 300 mensen. Volgens haar ervaring waren de meeste Oost-Ghouta-burgers bij aankomst erg zwak en ziek, het gevolg van vooral ondervoeding. Ze recupereerden doorgaans zodra ze hulp kregen in Harjallah. Ik vroeg een gezin met een grieperig kind dat niet ouder kon zijn dan de oorlog of er een verschil was tussen de hulp die ze kregen in respectievelijk Harjallah en thuis in Oost-Ghouta. De vader antwoordde dat ze in zeven jaar bezetting van Oost-Ghouta maar één keer voedsel hadden gekregen. Wat hadden ze dan wel precies ontvangen? Zeven kilo rijst.

Op dat moment besefte ik dat ik om een goed beeld te krijgen van hoe het leven de afgelopen paar jaar in Oost-Ghouta geweest moet zijn, een uitgebreid interview moest hebben met een gezin in het kamp. Hierbij benadruk ik dat de volgende getuigenis een willekeurige selectie is van slechts enkele van de 150000 burgers die Oost-Ghouta zijn ontvlucht. Ze leefden er zeven jaar onder het bewind van deze zogenaamde rebellen.

Mijn tolk, een werknemer van het centrum en ik liepen gewoon op straat toen ik de werknemer vroeg of ik misschien met een gezin kon praten, waarop we het eerste het beste huis waar we langskwamen binnengingen. In de kleine bungalow woonden een aantal gezinnen uit de wijk Hamouriyyah samen. Er waren ogenschijnlijk meer kinderen dan volwassenen. De bewoners wilden mijn vragen wel beantwoorden.

Een 30-jarige zwangere vrouw vertelde dat het gebrek aan voedsel zo erg was dat kinderen in haar wijk van honger waren omgekomen. Dat was echter niet het gevolg van de belegering door de SAA. Ze bevestigde wat me eerder was verteld. Volgens haar kwam er voldoende voedselhulp binnen maar het bleef echter onder de controle van de militanten. Ze wist dit omdat ze veel voedselvoorraden had gezien toen ze zich met haar verwanten tijdens een chaotisch ogenblik in de gevechten had verstopt in een door rebellen bezette kelder.

Vervolgens had ze het over de rudimentaire medische behandelingen tijdens de bezetting. Zelfs wanneer het niet nodig was, amputeerden de jihadi-geliëerde artsen, van wie er velen niet goed waren opgeleid, lichaamsdelen. ‘Zoals een beenhouwer’. Ten slotte vertelde ze ook dat in soortgelijke omstandigheden, sommige vrouwen na de bevalling waren gestorven.

Omdat ik een moment niet wist wat te zeggen, viel er een stilte in de kamer. Plots schraapte een vrouw van halverwege de twintig haar keel. Ze heette Maha en wilde vertellen over iets wat ze had meegemaakt, maar alleen zonder de mannen in huis. Nadat alle mannen samen met de meeste kinderen vertrokken waren, getuigde ze dat de rebellen haar nadat ze weigerde ‘zichzelf te geven‘ een jaar en een maand lang in een geïmproviseerde gevangenis hadden gestopt.

Veel andere vrouwen werden om dezelfde reden gevangengezet; toch werden ze regelmatig verkracht, niet noodzakelijk alleen door de militanten maar, volgens Maha, ook door de artsen. In de geïmproviseerde gevangenis zag ze ook veel voedsel, terwijl kinderen buiten van honger stierven. Uiteindelijk hebben de extremisten zelfs kinderen en vrouwen in deze gevangenis gedood. De daders ontsnapten echter aan gerechtigheid; deze dieven, verkrachters en moordenaars bleven onaantastbaar omdat ze een ‘VIP’ waren en ‘hogere posities in de hiërarchie’ bekleedden.

Als je dit alles in aanmerking neemt, is het makkelijker te begrijpen waarom veel Syriërs ineenkrimpen bij het horen van de woorden ‘gematigd’ en ‘rebellen’ in dezelfde zin. De meeste Syriërs hebben, in tegenstelling tot de nieuwsconsumenten in het Westen, moeten leven (en sterven) in de hel die de jihadisten hen hebben opgelegd. Omdat vele Syriërs maar zelden een onderscheid maken tussen het Vrije Syrische Leger (FSA), al-Qaeda en ISIS, praten velen consequent over ‘terroristen‘ in plaats van over ‘militanten’. Aan de andere kant prezen deze twee vrouwen, net als zoveel van hun medeburgers, president Bashar al-Assad en de SAA voor hun succesvolle strijd tegen het terrorisme.

Een onmiskenbaar patroon

Je hoeft niet lang te zoeken op het internet om deze angstaanjagende verhalen bevestigd te zien via andere kanalen. Een journalist voor The Irish Times bezocht bijvoorbeeld ongeveer twee weken voor ik er was het vluchtelingencentrum van Harjallah. Interessant in zijn verslag is dat de getuigen die hij interviewde specifiek spraken over strijders van Faylaq al-Rahman. De afgelopen weken werden die door westerse media als de meest gematigde onder de rebellen in Oost-Ghouta voorgesteld:

“Via Abdulrahman al-Khatib, de directeur van het centrum, maken we kennis met twee vrouwen die gruwelijke verhalen hebben over het leven onder Faylaq al-Rahman, het Legioen van de Barmhartige. Een knappe vrouw, met een treurige uitdrukking die past bij haar grijze jurk, Marak More’e (20) is drie keer getrouwd en twee keer gescheiden. Toen haar man haar met kameraden wilde delen en ze weigerde, stuurde hij haar voor 120 dagen naar de vrouwengevangenis. Daar werden vrouwen regelmatig verkracht. Zij en haar twee zonen worden gemeden door haar vader, die in Harjallah is, en andere familieleden. ‘We zijn alleen’, zegt ze.

Maida Droubi, een weduwe met vijf kinderen van Kafr Batna, stelt ons haar zes jaar oude zoon Maher voor. Hij werd door een buurman in zijn huis gelokt en verkracht tot voorbijgangers werden gewaarschuwd door zijn geschreeuw. ‘Hij was van Faylaq al-Rahman’, zegt ze. ‘Er kon niets tegen gedaan worden.’ Als de registratie in Harjallah achter de rug is en het gezin de Jaramana-buitenwijk van Damascus bereikt waar het bij familie zal verblijven wil Maher graag naar school.”

Het is niet de eerste keer dat de mythe van een gewapende oppositie die zogenaamd ‘gematigd’ is, ontluisterd wordt. Anderhalf jaar geleden in Aleppo, om slechts één voorbeeld te nemen dat ik zelf uitvoerig heb gedocumenteerd, speelde exact hetzelfde scenario zich af.

Toen de bevolking van Aleppo in 2012 weigerden de wapens op te nemen tegen de regering vielen eerst de opstandelingen vanuit het noorden Oost-Aleppo binnen. Vervolgens schilderden de media de jihadisten tijdens de bezetting af als helden. Nochtans was er voldoende bewijs van het tegendeel. Daarbij negeerden ze volledig de meer dan 10000 burgers die door willekeurige bombardementen van de jihadisten in West-Aleppo gedood werden. En uiteindelijk ging de propagandamachine in de hoogste versnelling toen de SAA het gebied begon te bevrijden. Westerse media werden overspoeld door overwegend valse verhalen die uitsluitend afkomstig waren van bij al-Qaeda-ingebedde ‘activisten’, ‘journalisten’ en ‘artsen’. Toen de bewoners uiteindelijk konden vluchten, klaar om te getuigen, hadden dezelfde media die krokodillentranen hadden geplengd toen ze smeekten om de mensen die in Aleppo vastzaten te redden van de SAA, geen belangstelling meer.

In december 2016, tijdens de massale uittocht van Syriërs uit Oost-Aleppo, bezocht de Britse anglicaanse priester Andrew Ashdown het Jibreen-centrum voor intern ontheemde Syriërs. Mijn ervaring in Harjallah voelt aan als een herhaling van het beeld dat hij toen schetste:

“Het gevoel van opluchting onder de duizenden vluchtelingen is voelbaar. Allen waren enthousiast om te praten [en] ze zeiden allemaal hetzelfde. Ze zeiden dat ze in angst leefden. Ze meldden dat de strijders iedereen vertelden dat het Syrische leger allen die naar het westen vluchtten zouden doden, maar zelf diegenen die probeerden weg te raken — mannen, vrouwen en kinderen — hadden gedood.

Een vrouw brak in tranen uit toen ze vertelde hoe een van haar zonen een paar dagen eerder door de rebellen werd gedood terwijl een andere ontvoerd werd. Ze hadden ook iedereen vermoord die tekenen vertoonde van ondersteuning van de regering. De vluchtelingen zeiden dat de ‘rebellen’ hen vertelden dat alleen degenen die hen steunden ‘echte moslims’ zijn, en dat alle anderen ‘ongelovigen’ zijn en het verdienen om te sterven. Ze vertelden ons dat ze heel weinig voedsel hadden gekregen: dat alle hulp die het gebied bereikte hen grotendeels werd onthouden of tegen exorbitant hoge prijzen werd verkocht. Evenzo hadden de meesten geen medische behandeling gekregen. […]

De meeste vluchtelingen zeiden dat ze familieleden hadden die door de rebellen waren vermoord en ze spraken consequent over wijdverbreide moord, marteling, verkrachting en ontvoering door de rebellen. […] Ze zeiden allemaal dat ze blij waren dat ze er weg waren. Alle vluchtelingen, zonder uitzondering, waren duidelijk zichtbaar zeer opgelucht en gelukkig om vrij te zijn.”

De Syriërs zitten er niet op te wachten om door Trump gered te worden

Hoe vaak moet het al lang misbruikte Syrische volk dit nog doormaken? Een undercover documentaire van een televisiezender uit de Verenigde Arabische Emiraten, dat anders nooit zou afwijken van de door haar regering uitgestippeld officiële lijn, heeft al vreselijke scènes getoond uit het door al-Qaeda gecontroleerde Idlib. Idlib is het grootste gebied dat nog steeds onder controle van de gewapende rebellen staat.

Zijn westerse leiders bereid om, met de gevaarlijke retoriek en militaire manoeuvres van de laatste dagen, een globale oorlog te riskeren die alleen ten goede komt aan extremistische islamisten?

Van de Syriërs die ik tijdens mijn trip door Syrië ontmoette wacht er, zonder uitzondering, geen enkele op het moment dat president Trump hen zou komen redden. Misschien is de tijd wel aangebroken om de Syriërs eindelijk met rust te laten.

 

Dit artikel verscheen 18.04.2018 op Uitpers.be
Bas Spliet Student aan de Universiteit van Gent waar ik net mijn bachelor Geschiedenis heb behaald en nu een tweede bachelor in Arabische taal en cultuur volg.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.