Het kwaad

Dit bericht is van Pieter Stuurman
Verschenen in Gezond Verstand nummer 29

De term “het kwaad” is beladen. Het vreemde is dat die term probleemloos kan worden ingezet als we het over het verleden hebben, maar in het heden altijd omzichtig vermeden wordt. Vrijwel niemand zal er moeite mee hebben om bijvoorbeeld de heksenverbrandingen, de inquisitie, de openlijke slavernij en de Jodenvervolging achteraf te kwalifice­ren als kwaadaardig. Maar op het moment dat het plaatsvindt, is dat een stuk lastiger. Niet eens zozeer omdat het kwaad op dat moment moeilijk herkenbaar is, maar omdat het herken­nen en benoemen ervan in een dergelijke situatie gevaarlijk kan zijn. En precies dat gevaar maakt mensen angstig, en dus terughoudend. En daarmee effenen ze ongewild het pad voor de verdere opkomst van dat kwaad.

blank
Tekening: Wilfred Klap

De geschiedenis bewijst dat het kwaad altijd latent aanwezig is onder mensen, en dat het zich van tijd tot tijd in al zijn mon­sterachtige lelijkheid manifesteert. De perioden van vrede, voor­spoed en moraliteit die tussen de periodieke manifestaties van het kwaad liggen, noemen we beschavingen. Een beschaving laat zich dus het best omschrijven als datgene dat het kwaad beteugelt. Niemand zal immers de kwaadaardige regimes van Hitler, Stalin of Pol Pot kwalificeren als beschavingen. Het was juist de afwezigheid van beschaving die kenmerkend was voor deze zwarte bladzijden uit de menselijke geschiedenis.

Het kwaad heeft steeds terugkerende kenmerken. Ze zijn in­herent aan de aard van het kwaad. Zonder uitzondering is het agressief en destructief. Steeds wijst het groepen mensen aan die inferieur of schadelijk zouden zijn, en steeds zal het probe­ren om iedereen die bezwaar maakt tegen die bewering, uit te schakelen. Maar het overkoepelende kenmerk is de leugen. De leugen is het belangrijkste instrument van het kwaad. En om de macht te kunnen grijpen, is het noodzakelijk dat voldoende mensen erin meegaan.

In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, hoeft de leugen niet geloofd te worden om erin mee te gaan. Het is een beroemde uitspraak van de Franse filosoof Voltaire (1694-1778):

Het is gevaarlijk om gelijk te hebben, als de macht ongelijk heeft.

En precies dat (reële) gevaar beweegt mensen ertoe om maar mee te gaan met de leugen, zelfs al geloven ze die leugen niet werkelijk. Tijdens de opkomst van het kwaad, zal het zijn agressie keren tegen iedereen die het waagt de leu­gen tegen te spreken. Omdat de waarheid nooit werkelijk kan worden geëlimineerd door de leugen, is het uitschakelen en (uiteindelijk) vernietigen van iedereen die de leugen tegen­ spreekt dus het hoogst haalbare. Alleen de meest moedigen durven daarin te volharden, en velen is dat duur komen te staan. Veruit de meeste mensen brengen dat niet op, en zo ontstaat er een situatie waarin de leugen door bijna iedereen (vanuit zelfbehoud) wordt uitgedragen, terwijl vrijwel niemand er werkelijk in gelooft. De waarheid doet er dan niet meer toe.

Vooral diegenen die posities verworven hebben binnen de voormalige beschaving zijn kwetsbaar. Zodra ze het wagen tegen de leugens in te gaan, worden ze aangevallen, publie­kelijk afgemaakt en verliezen ze hun status. Zij hebben dus meer te verliezen dan de gemiddelde burger en hun vrees is daarom niet ongegrond. Zich openlijk conformeren aan de leugen, lijkt dan de veiligste weg. Maar na die eerste stap is er geen weg terug. Sterker nog; dan resteert hen geen andere keuze dan hun posities te gebruiken om de leugens verder te
propageren, en zo effectief te houden. Want als die leugens hun effect verliezen, zullen de kopstukken het eerste object van volkswoede zijn. Het is daarom niet verwonderlijk dat juist toonaangevende mensen zoals politici, journalisten en voor­aanstaande wetenschappers historisch gezien steeds de groot­ste aanjagers van het kwaad bleken te zijn. Hun besluit om zichzelf in bescherming te nemen tegen de agressie van het kwaad, resulteert onvermijdelijk in de noodzaak om zelf deel te nemen aan die agressie. De dominantie van het kwaad krijgt zo de gelegenheid om verder te groeien, en dat maakt het voor dissidenten nog gevaarlijker om er tegenin te gaan. En dat betekent de verdere teloorgang van de bescherming die de beschaving bood tegen het kwaad. Het kwaad kan zichzelf nu ongelimiteerd botvieren, en alle frustraties van de voorheen afgedwongen terughoudendheid achter zich laten. Individuen die de beschaving als belemmerend hebben ervaren, kunnen hun werkelijke kwaadaardigheid nu vrijelijk etaleren. Het zijn de lieden die ervan genieten om anderen te verraden, aan te geven en desnoods actief aan te vallen, die in iedere periode van het kwaad zichtbaar worden. Want het kwaad is geen abstract of amorf verschijnsel. Het wordt altijd bemand door mensen. Zij die het aandrijven zodra ze de kans krijgen, en zij die er uit zelf­behoud in meegaan en zich op die manier medeplichtig maken.

Beschaving beteugelt het kwaad, en daarmee wordt het ook verhuld. Het krijgt dan geen kans te domineren, maar het is niet afwezig. Zodra de beschaving afbrokkelt wordt de wer­kelijke aard van individuen opnieuw zichtbaar, zowel in nega­tieve als in positieve zin. In iedere periode waarin het kwaad opnieuw zijn kop opsteekt, is er daarom ook sprake van op­recht verzet tegen dat kwaad, want uiteraard laat lang niet ie­dereen zich leiden door kwaadaardigheid of lafheid. Of dat ver­zet effectief is of niet, wordt bepaald door de manier waarop het wordt ingezet. Omdat de leugens het meest kenmerkend zijn voor het kwaad, bestaat de eerste reactie van het verzet meestal uit pogingen die leugens te weerleggen met de waarheid. Deze aanpak maakt alleen in het allereerste begin een kans. Zodra de leugen eenmaal domineert, heeft het geen effect meer. De publieke leugenaars hebben geen andere keuze meer dan te volharden, evenals degenen die erin zijn meegegaan zonder de leugens daadwerkelijk te geloven. Als dat een meerderheid betreft, dan doet de waarheid er simpelweg niet meer toe. Dan zijn pogingen de leugens te weerleggen zinloos, contraproduc­tief, en uiteindelijk dus ook gevaarlijk. En dat ontmoedigt an­deren weer om ook deel te nemen aan het verzet, ook al zouden ze dat in beginsel wel willen. Het kwaad heeft in die situatie niets liever dan dat het verzet zich uitput in het aanvoeren van argumenten die geen doel meer treffen en waarmee het verzet zich verzwakt en in de praktijk zijn eigen graf graaft. En daar­mee het kwaad dus juist in de kaart speelt.

Want de leugens zijn slechts instrumenten van het kwaad. Niet het doel. Het doel is het vernietigen van de beschaving die dat kwaad belemmert. En daarmee de vernietiging van al het goede waaruit die beschaving bestond. Het vernietigen van de menswaardigheid die ten grondslag ligt aan iedere vorm van waarlijke moraliteit of ethiek, en waarop een werkelijke bescha­ving gebaseerd is.

Ook nu, nu het kwaad in al zijn lelijkheid en agressie voor de zoveelste keer de kop opsteekt, laat het verzet zich verleiden tot pogingen om de kleinere leugens te weerleggen. Het raakt, tot genoegen van het kwaad, verstrikt in details over getallen, de manier waarop ‘het virus’ zich zou verspreiden (bijv. aerosolen of niet), de IFR (Infection Fatality Rate), de (in)effectiviteit van QR-passen voor het omlaag brengen van besmettingscijfers, etc. Het adresseert daarmee het verkeerde onderwerp en dat is pre­cies de bedoeling van het kwaad. Het kwaad heeft geen enkele boodschap aan volksgezondheid en gebruikt het thema slechts als middel om de beschaving te vernietigen. Alle beweringen en discussies over ziekte en besmetting worden daarom bij voorbaat al genegeerd. Pas wanneer dat begrepen en onderkend wordt, kan er effectief verzet geboden worden tegen de kwaad­aardige aanval op de beschaving. Dat is het werkelijke thema.

Net zomin als de nazi’s indertijd gestopt konden worden door eindeloos te blijven discussiëren over de vraag of joden nou wel of niet inferieur zouden zijn, kan het kwaad deze keer niet gestopt worden met discussies over de beweerde schade­lijkheid van een virus. Dat de argumenten die door het kwaad worden aangedragen niet kloppen is vanzelfsprekend. Leugens zijn immers inherent aan het kwaad. Ze wijzen ons erop dat we te maken hebben met het kwaad, waardoor we het als zodanig kunnen herkennen. Daarvoor hoeven we die leugens niet stuk voor stuk te weerleggen. De meeste mensen geloven ze toch niet werkelijk, maar conformeren zich er om andere redenen aan.

Zolang het verzet zich laat verleiden door het lokaas van de aangeboden discussie, zal het kwaad in zijn lelijke handen wrij­ven en tevreden zijn. Want de leugen is weliswaar een symp­toom van het kwaad, maar niet de essentie ervan. De essentie is de vernietiging van menswaardigheid. Dat is dus wat we kun­nen verwachten als we die menswaardigheid niet effectief in bescherming gaan nemen. En wat daar werkelijk voor nodig is, is pertinente weigering om de vanzelfsprekende waarden van de beschaving op te geven. Onafhankelijk van discussie, en
onafhankelijk van welk argument dan ook. Want letterlijk niets is gevaarlijker dan het kwaad en niets anders dan beschaving kan ons ertegen beschermen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.