Door Arjen Nijeboer
Ondanks de zalvende verzekeringen die politici regelmatig afgeven over ‘het belang van de vrijheid van onderwijs’, heeft de staat overal in het Westen een beslissende greep op het onderwijs. In Nederland verplicht de staat enerzijds ouders om hun kinderen al vanaf jonge leeftijd naar een staatsgecontroleerde school te sturen, waar ze lange dagen uiterst inefficiënt onderwijs volgen. De staat sticht zelf zulke scholen, legt de overige scholen forse inhoudelijke verplichtingen en verboden op, en dwingt de burgers op straffe van gevangenis om voor dit onderwijs te betalen.
De meeste mensen beseffen niet dat dit systeem van gedwongen staatsgecontroleerd onderwijs slechts geleidelijk in de loop van de afgelopen eeuw is ingevoerd, vaak met moreel twijfelachtige doelstellingen (zie hiervoor het boek van Geert de Vries uit 1993, Het pedagogisch regiem).
De staatscontrole is hoogst ongelukkig omdat de staat totaal niet geschikt is om het onderwijs te reguleren. Het onderwijs bevindt zich in het geestesleven, en haar hele aard en functioneren is wezensvreemd aan het politiek juridische karakter van de staat. Ambtenaren en politici als zodanig hebben geen verstand van pedagogie, opvoeding en scholing. Ze hebben ook geen beeld van de concrete leerlingen met wie de opvoeder of leraar concreet te maken heeft. De eisen die de staat aan het onderwijs stelt, zijn dan ook algemeen en abstract en komen voort uit een eenzijdig mensbeeld, volgens welke een mens zich mechanisch en rechtlijnig ontwikkeld.
Om het maar eens hardop te zeggen: toppolitici en topambtenaren lijden vaak aan intellectuele zelfoverschatting. Zo komen ze op het idee dat zij over de talenten beschikken om iets centraal aan testuren dat naar zijn aard zelf niet centraal te besturen valt (maar dat door centrale aansturing wel ontwricht kan worden).
Van uit haar eigen aard moet de staat wel streven naar ‘nette burgers’. Nette burgers verzetten zich niet tegen beslissingen die over hun hoofden heen genomen worden, betalen netjes hun belastingen en wijden zich na hun opleiding liefst 40 jaar of langer aan hun werkleven. Het is logisch dat de staat haar machtspositie gebruikt om de eisen vanuit de huidige politiek-economische orde aan het onderwijs op te leggen.
Dat is volgens Rudolf Steiner een fundamentele fout. Hij hamerde erop dat elke nieuwe generatie kinderen unieke en onverwachte kwaliteiten, impulsen en talenten met zich meebrengt. De bestaande orde zou die impulsen vol vertrouwen moeten stimuleren, en ze niet bij voorbaat verlammen door aan het nieuwe allerlei eisen te stellen vanuit de beperkte, oude blikrichting.
In ons systeem moeten alle schooltypen en pedagogische richtingen zich aan dezelfde uitgebreide overheidsregulering aanpassen. Bijzondere kenmerken van allerlei schooltypes gaan verloren in een grauwe uniformiteit. Hierdoor kunnen allerlei pedagogische onderwijsrichtingen niet werken zoals ze dat vanuit hun visie zouden willen. In de praktijk moeten ze zich met een of twee handen op de rug gebonden zien te bewijzen. Volgens Rudolf Steiner werkt het concurrentieprincipe schadelijk in de economie, maar is het op zijn plaats in het geestesleven (waartoe het onderwijs behoort, samen met o.a. kunst, cultuur, wetenschappen, media, religie enzovoort). Het is ironisch en veelzeggend dat de staat de boel op z’n kop zet: in het geestesleven draait ze de concurrentie de nek om en in de economie wordt kunstmatige, destructieve concurrentie via EU-wetgeving en marktwaakhonden dwingend opgelegd.
Privaat onderwijs in Afrika en Azië
Is eigenlijk ooit aangetoond dat de invloed van de staat op het onderwijs positief uitpakt? Eén van de weinige plekken op de wereld waar vrij en privaat onderwijs nog vrij concurreert met staatsgecontroleerd onderwijs is de Derde Wereld. Tijdens een trip voor de Wereldbank ontdekte professor James Tooley het bestaan van een uitgebreid netwerk van private scholen in Hyderabad, India. Hij raakte gefascineerd en deed vervolgens jarenlang veldonderzoek naar vrij privaat onderwijs in India, Ghana, Kenia, Nigeria en China dat hij beschreef in zijn boek The beautiful tree (2009). Deze scholen richten zich op de armste klassen en leraren op dergelijke scholen hebben doorgaans geen lesbevoegdheid. Zijn conclusie was keer op keer dat deze scholen goedkoper en kwalitatief beter zijn dan het officiële staatsonderwijs.
Tooley stuitte op een paar opmerkelijke feiten. Eén daarvan was dat arme ouders vaak de voorkeur geven aan private scholen vanwege hun hogere kwaliteit, ondanks het feit dat private scholen om een, minimale, financiële bijdrage vragen terwijl het officiële staatsonderwijs “gratis” is. Voor ouders die helemaal niets kunnen betalen, hebben private scholen meestal manieren gevonden om hun kinderen toch te onderwijzen. Daarnaast vond Tooley dat veel ontwikkelingsconsultants van het Wereldbank-, UNICEF- en Oxfam- type zich wel bewust zijn van de kracht van de private scholen en van de nadelen van het staatsgecontroleerde onderwijs, maar om één of andere reden toch alleen met het officiële staatsonderwijs werken.
Thuisonderwijs in Amerika, Engeland en Vlaanderen
Vrijheid van onderwijs begint met de vraag: stuur ik mijn kind wel naar school? Eeuwenlang was thuisonderwijs in Europa iets heel normaals. Mensen als Albert Einstein genoten thuisonderwijs. In Nederland zijn de mogelijkheden voor thuisonderwijs uiterst beperkt, op dit moment krijgen slechts circa 400 kinderen in Nederland thuisonderwijs.
Echter, in bijvoorbeeld Amerika, Engeland en Vlaanderen is thuisonderwijs gewoon toegestaan en nagenoeg ongereguleerd. Ouders hoeven geen lesbevoegdheid te hebben en sturen slechts een briefje naar de bevoegde instanties dat hun kind voortaan thuisonderwijs volgt. Alleen in Amerika al krijgen momenteel 1,5 miljoen kinderen thuisonderwijs.
Financieel worden deze gezinnen sterk benadeeld. Want kinderen die naar een staatsgecontroleerde school gaan, worden door de staat gesubsidieerd (in Nederland momenteel 6100 euro per kind per jaar in het basisonderwijs en 7600 euro in het voortgezet onderwijs). Maar thuis onderwijzende ouders krijgen niets, moeten al hun eigen kosten voldoen, terwijl ze tevens via de belastingen worden gedwongen om het staatsgecontroleerde onderwijs waar ze geen gebruik van maken mee te financieren.
De staat vervalst dus de concurrentie tussen het officiële en het alternatieve thuisonderwijs. Toch wijzen alle onderzoeken uit dat thuisonderwijs kwalitatief veel beter is. In 2002 bekeek de Nederlandse thuisonderwijsdeskundige Henk Blok van de Universiteit van Amsterdam een hele reeks buitenlandse onderzoeken naar de kwaliteit van thuisonderwijs en vatte samen (in het Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, jrg. 14 nr. 4):
Bijna alle hier besproken onderzoeken wijzen in dezelfde richting. Kinderen die thuisonderwijs hebben gekregen, onderscheiden zich in hun schoolvorderingen en in hun sociaal-emotionele ontwikkeling in positieve zin van hun leeftijdsgenoten die schoolonderwijs gekregen hebben. Volgens sommige onderzoeken bedraagt de gemiddelde voorsprong van to[thuisonderwijs]-kinderen zelfs meerdere leerjaren. Een dergelijke voorsprong mag men zonder meer fors noemen. (…) Wetenschappelijk gezien zijn er geen argumenten om thuisonderwijs als een minderwaardige onderwijsvorm te beschouwen.
Blok haalt allerlei redenen aan waarom thuisonderwijs zo gunstig afsteekt. Een greep: ouders kennen hun kinderen het beste en zijn van nature uitstekende coaches, bijvoorbeeld bij het zindelijk worden en de vroege taalontwikkeling. Eén op één onderricht blijkt in alle gevallen de meest effectieve onderwijsmethode te zijn. Het gebruik van de leertijd is in een thuisonderwijssituatie veel efficiënte, en thuis kunnen kinderen vrijwel eindeloos vragen stellen, wat in een schoolsituatie onmogelijk is. Tegelijk zijn argumenten tegen thuisonderwijs vaak ronduit absurd. Zo wordt altijd weer ingebracht dat thuisonderwijs onwenselijk is omdat het kinderen in hun emotionele en sociale ontwikkeling zou storen. Kennelijk is sociaal-emotionele ontwikkeling volgens deze critici alleen mogelijk als je 25 personen van gelijke leeftijd in rijen en binnen vier muren hele dagen lang naar een ‘sprekend hoofd’ laat luisteren. In werkelijkheid houden kinderen die thuisonderwijs volgen, veel meer tijd over voor teamsporten, muziekles, vrijwilligerswerk, enzovoort. Zij hebben uiteraard buurkinderen, familie, enzovoort. Niettemin werkt staatssecretaris Dekker van onderwijs, die blijkens zijn CV geen enkele onderwijservaring bezit, aan een totaalverbod op thuisonderwijs.
Waldorf Homeschooling
Een bijzondere beweging is die van de “Waldorf Homeschooling” (zie bijvoorbeeld www.christopherushomeschool.org): ouders die de vrije-schoolpedagogie van Rudolf Steiner in het thuisonderwijs toepassen.
De Antwerpenaar Jos Verhulst, die zelf decennialang op verschillen de steinerscholen in België lesgaf, ging zijn vier kinderen thuisonderwijs geven toen ze op een gegeven moment aankondigden niet meer naar school te willen. Ze vonden school stomvervelend. Verschillende van zijn kinderen hebben de Vlaamse kranten gehaald omdat ze de jongste universiteitsstudenten van Vlaanderen waren. Zij gingen studeren op een leeftijd van 15, 15, 16 en 19 jaar. Verhulst vertelde eens dat hij pas in de thuisonderwijssituatie de kracht van de Steinerpedagogie heeft leren kennen, en merkte op dat je zonder school tien keer zo snel leert.
Hij becijfert dat hij de gemeenschap 140.000 euro heeft bespaard, waarvan 20.000 euro door een korting op de kinderbijslag, die Verhulst opeens niet meer kreeg wegens het geven van thuisonderwijs. Uiteraard zal lang niet elke ouder thuisonderwijs kunnen en willen geven. De meesten blijven hun kinderen naar gevestigde scholen sturen. Waar het op aan komt is dat de ouders zelf bepalen of hun kind naar school gaat en dat er werkelijk iets te kiezen valt als ze hun kinderen naar school willen sturen.
De financiering van het geestesleven, dus ook het onderwijs, zou volgens Rudolf Steiner dienen te gebeuren door geldoverschotten die ontstaan in de economie over te hevelen naar het geestesleven zonder dat de staat en/of de bedrijven zeggenschap hebben over de besteding. Er zijn verschillende manieren om dat te realiseren, bijvoorbeeld door het invoeren van een ‘diplomageld’ zoals Jos Verhulst voorstelt (een vergoeding voor het gevolgde onderwijs na het behalen van het diploma) of door het invoeren van een ‘onderwijs voucher’. Dit valt echter buiten het kader van dit artikel. Maar het is belangrijk dat het individu degene is die schenkt, vanuit inzicht en vertrouwen in de kwaliteiten en vaardigheden van de (in dit geval) leraar.
De kern van de zaak
Onder de jongeren die nu opgroeien bevinden zich vele jongeren met ideeën die tegelijk heel praktisch en vaardig zijn, zakelijk en enthousiast. Zij brengen nieuwe kwaliteiten en impulsen mee. Vrijheid van onderwijs geeft hen de mogelijkheid zich naar hun aard en ideaal te ontwikkelen.
Steiner sprak ooit iets heel belangrijks uit toen hij zei dat het in het geestesleven gaat om de reële kwaliteiten van de leraar, om dat wat hij kan, en niet dat wat hij zou moeten kunnen. Werkers in het geestesleven moeten werken vanuit hun eigen visies en kundes, vanuit eigen motivatie en eigen waarneming van de geestelijke behoeften en ontwikkelingsvragen van de mensen met wie ze werken. Staatsregulering verlamt hen, maakt hen tot ongeloofwaardige en oninteressante uitvoerders van een systeem en legt een verstikkende deken over het vrije initiatief. De school van de toekomst ziet er waarschijnlijk heel anders uit dan de school zoals wij die nu kennen. Een mengvorm van groepsgewijs onderricht, thuisonderwijs, studiehuis, huiswerkinstituut, life long learning, onderwijs op afstand, persoonlijke privé-leraren, enzovoort. Waar het om gaat is dat al die vormen vanuit privé-initiatief kunnen ontstaan, en dat ze de volle gelegenheid krijgen om in de praktijk te bewijzen wat ze waard zijn.