Het Turkse beleid onder president Erdogan brengt buren en bondgenoten elk jaar in toenemende mate in verwarring. Ankara begon zichzelf vrijheden toe te staan, waar het vroeger nooit van had gedroomd: het voert naar eigen goeddunken een militaire operatie in Syrië uit; gaat tegen Rusland in en koopt er, ondanks de dreigementen van de Verenigde Staten, S-400 luchtafweerraketsystemen van; voert een proxy-oorlog in Libië; bedreigt dapper Cyprus, Griekenland en Israël. En nu wordt Turkije in feite een partij in het Armeens-Azerbeidzjaanse conflict. Wat heeft Ankara eraan om zich in andermans conflicten te mengen?
“Het was een opzettelijke aanval op Azerbeidzjan”, zei Recep Tayyip Erdogan een dag na de laatste escalatie van het conflict tussen Bakoe (Azerbeidzjan) en Yerevan (Armenië). Turkije heeft, zoals de afgelopen jaren vaak gebeurt, een duidelijk en nogal stevig standpunt ingenomen. De minister van Defensie, Hulusi Akar, kondigde de volledige steun aan Bakoe aan, dit ten tijde van een situatie van militaire escalatie, waarbij hij nogmaals wees op Armenië als de schuldige.
Samen met het Turkse leger begonnen in Azerbeidzjan grootschalige oefeningen.
Formeel leggen de partijen uit dat de manoeuvres al lang gepland waren, maar het is onmogelijk om ze buiten de context van de recente gebeurtenissen te beschouwen, vooral nadat Bakoe de Armeense handelingen in het betwiste gebied Karabach, een opmaat naar oorlog noemde. Bij de oefeningen waren gepantserde voertuigen, artillerie-installaties, gevechts- en transporthelikopters, luchtverdedigingstroepen en luchtafweerraketten van de twee legers betrokken. Het is duidelijk dat een dergelijke concentratie van militaire macht in ieder geval niet bijdraagt aan de-escalatie. Maar wat zijn de motieven van Turkije om zo actief op te treden in de regio?
Turkije is bereid het conflict op te zoeken om zijn ambities van regionaal en wereldleiderschap te realiseren. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat Erdogan zal overgaan tot daadwerkelijk gebruik van militaire middelen in het conflict in Nagorno-Karabach. Dit kon en kan zomaar anders verlopen bij mogelijke botsingen in het oostelijke Middellandse Zeegebied met Griekenland. Er waren bedreigingen van beide kanten, waaronder de mogelijkheid om een beroep te doen op een militaire oplossing van het geschil. De Europese Unie kwam tussenbeide en met haar bemiddeling slaagden ze erin de situatie onschadelijk te maken.
In Libië is een vergelijkbare situatie ontstaan. Ook daar leek het erop dat Turkije op het punt stond troepen te mobiliseren en dat er een oorlog zou ontstaan tussen het land en de troepen van veldmaarschalk Khalifa Haftar. Men koos uiteindelijk voor proxy-troepen, militaire adviseurs en drones, het is geen militaire interventie in de klassieke zin. Turkije heeft zijn mogelijkheden in het conflict in de zuidelijke Kaukasus al gerealiseerd en is nu meer geneigd tot dialoog. Gezien het feit dat ze een harde internationale reactie probeert te vermijden na de transformatie van de Hagia Sophia in Istanbul tot een moskee, zal ze ook tevreden zijn met de rol van bemiddelaar.
Maar wat zijn de doelen die Ankara met een dergelijk beleid nastreeft? Het is natuurlijk opvallend dat in bijna alle conflicten waarin Turkije een hard standpunt inneemt, dezelfde retoriek klinkt over het beschermen van mensen die dicht bij haar staan in bloed en geloof, bijvoorbeeld tegen Koerdische ‘terroristen’ en Haftar-rebellen. Er moet opgemerkt worden dat onder de huidige president de islamitische factor voor het eerst in meer dan 100 jaar een sleutelrol begon te spelen. Hiervoor wordt Erdogan vaak bekritiseerd, omdat tot op de dag van vandaag de officiële ideologie van Turkije – het kemalisme, afkomstig van de grondlegger van de moderne staat, Mustafa Kemal Ataturk, het principe van laïcisme (secularisme) bevat. De moslimfactor druist natuurlijk in tegen het kemalisme. Het is gebaseerd op zowel secularisme als een beweging naar Europeanisering in termen van cultuur en mentaliteit. Toen trok Turkije zich uit het Midden-Oosten terug, aangezien deze landen enigszins achterlijk waren en in 1952 trad Turkije toe tot de NAVO, wat zijn pro-westerse positie verder versterkte.
Tijdens de jaren van zijn heerschappij heeft Erdogan de wereld geleerd dat hij graag zoveel mogelijk volgens zijn eigen regels speelt, endit met veel succes doet. Deskundigen benadrukken dat de president in staat is om op twee stoelen tegelijkertijd te zitten en zeer vakkundig te balanceren – zelfs zijn tegenstanders geven dit toe. Enerzijds is versterking in de islamitische wereld de wens van de helft van de Turkse samenleving (de andere helft is voor het seculiere Turkije). Aan de andere kant zijn er de persoonlijke ambities van Erdogan. Dit is duidelijk te zien bij de transformatie van de Hagia Sophia van een museum in een moskee en bij de stevige uitspraken over Palestina en zijn reactie op het overbrengen van de Amerikaanse ambassade in Israël van Tel Aviv naar Jeruzalem.
Het belangrijkste doel van Erdogan is om de status van supermacht in de moslimwereld te bereiken. Dit behelst een uitbreiding van de invloed naar het zuiden, zuidoosten, waar ooit het Ottomaanse rijk was. Turkije voert onder Erdogan een veel actiever buitenlands beleid. Bovendien belet niets de president om het land nieuw leven in te blazen als een onafhankelijk islamitisch machtscentrum. Ankara’s ideeën over een rechtvaardige wereld lijken misschien niet op die van naburige staten en wereldleiders, maar dit heeft geenszins invloed op de plannen van het slimme staatshoofd. Erdogan geeft niet veel om internationaal recht, dat in werkelijkheid ook al lang niet meer bestaat. Tegelijkertijd maakt hij zich, zoals elke heerser, ongetwijfeld zorgen over zijn eigen populariteit in het land. Dit is een van de redenen waarom de president zijn ogen niet sluit voor de situatie van volkeren die dicht bij de Turken staan in taal, geschiedenis, religie en cultuur, en minder acht slaat op het abstracte ‘principe van niet-inmenging in interne aangelegenheden’.
Alleen zaken die onvermijdelijk opduiken bij grote politieke vraagstukken – mogelijke militaire conflicten met kernmachten of de dreiging grote investeringen te verliezen – hebben echt invloed op Erdogan. Tegelijkertijd schept hij een land dat gaandeweg niet alleen onafhankelijk wordt van anderen, maar ook een leidende rol in de regio op zich neemt. En iedereen die belangen heeft in het grotere Midden-Oosten zal op de een of andere manier rekening moeten houden met de vruchten van dit beleid.