Over een paar maand zul je op je mobieltje lezen:
Attentie, attentie: er nadert een ongevaccineerde, ook wel “spook” genoemd. Probeer met lichtsignalen het “spook” af te weren! Mocht u zich niet in uw veilige auto bevinden, los dan een paar waarschuwingsschoten.
Klinkt volkomen onrealistisch, maar wie had een jaar geleden kunnen dromen dat we allemaal met mondkapjes zouden lopen en elkaar niet meer mogen omhelzen. Je kunt het zo gek niet bedenken, zo onder het motto: heeft u nog een nieuwe complottheorie? Want de oude zijn allemaal uitgekomen.
In 1516 publiceerde Thomas More zijn boek “Utopia”, waarin een soort ideale samenleving wordt beschreven. Het ultieme boek “Dystopia” moet nog worden geschreven, maar als je onze huidige samenleving bekijkt, zijn we al aardig op weg. In Wikipedia wordt Dystopie zo omschreven: Dystopie is een (denkbeeldige) samenleving met louter akelige kenmerken waarin men beslist niet zou willen leven. Een dystopie is daarmee het tegenovergestelde van een utopie die juist een bijzonder aangename samenleving voorstelt.
In Utopia beschrijft More voordat hij aan de ideale samenleving toe komt, eerst de is-toestand. De Engelse samenleving aan het begin van de zestiende eeuw wordt als volgt beschreven: Tirannie en corruptie tieren welig. De kern van alle kwaad het privébezit van land, dat leidt tot uitbuiting door grootgrondbezitters van de massa arme mensen, hetgeen weer tot toenemende criminaliteit leidt.
Daar staat nu de ideale samenleving tegenover, die onder andere wordt gekenmerkt door het ontbreken van privébezit. Waarom moet ik nu aan Klaus Schwab en The Great Reset denken?
Toen ik mijn gedachten over dystopie en utopie liet gaan kwam ik een interessant essay (1)Anti-utopie als genre: terminologie en achtergronden in het Russisch tegen, ik heb dit vertaald. Voor wie geen zin heeft in literaire beschouwingen, gaat het hier verder.
Anti-utopische romans laten zien hoe de wereld er uit zou kunnen zien en wat er van de mens in deze wereld terecht zou komen.
- “Utopia” betekent “niet-bestaande plaats” – van het Griekse οὐ “niet, nee” en τόπος “plaats”. Thomas More is de eerste die in zijn boek(2)De Latijnse titel luidt voluit: Libellus vere aureus, nec minus salutaris quam festivus, de optimo rei publicae statu deque nova insula Utopia – of te wel: “Een klein, waargebeurd verhaal, niet minder profijtelijk dan plezierig, over hoe het in een staat zou moeten zijn en over het … Lees verder... de term “Utopia” gebruikt. In het Engels klinkt Utopia trouwens bijna hetzelfde als Eutopia, namelijk “een mooie, ideale plaats”.
- In de literatuur betekent “utopie” een beschrijving van een fictieve, ideale samenleving.
- De inspiratiebron van alle klassieke utopieën is Plato’s De Staat (ca. 380 v. Chr.). Naast More’s Utopia zijn de bekendste Utopische teksten Tommaso Campanella’s De zonnestad (1603), Francis Bacon’s Het nieuw Atlantis (1627) en Voltaire’s beschrijving van het gelukkige land Eldorado in zijn verhaal Candide (1759). Jonathan Swifts Gullivers reizen (1726) bevat zowel utopische als satirische episodes en wordt soms beschouwd als een prototype van de dystopie.
- Niet elke beschrijving van het gelukkig leven en een succesvolle wereldorde is een utopie.
- Idyllen zijn het tegenovergestelde van utopieën.
- Een idyllische wereld is natuurlijk en eenvoudig, het belangrijkste daarin is het particuliere menselijke geluk.
- De utopische wereld is kunstmatig, en is altijd de implementatie van een of ander programma.
- Klassieke utopieën beschrijven complexe samenlevingen met rigide hiërarchieën en regels, het algemeen welzijn is altijd belangrijker dan het persoonlijke.
- Mythen, legenden en schilderingen die een betere wereld schetsen worden eveneens utopieën genoemd – zoals de mythen over de Gouden Eeuw, folkloristische verhalen over het land van Kokanje of Belovodje (het Russische luilekkerland), maar ook filosofische en politieke beschouwingen. Na het verschijnen van Karl Mannheims Ideologie en Utopie (1929) begon men te spreken van een “utopische denkwijze”, dat die in iedere samenleving aanwezig is.
- Utopische boeken worden daarom vaker vanuit een filosofisch en sociologisch perspectief bekeken dan vanuit een literair perspectief.
- In de literatuur bleek het “negatieve spiegelbeeld” van de utopie meer vruchten af te werpen: er bestaan veel minder kunstzinnige utopieën dan dystopieën.
De term “anti-utopie” heeft vaste voet gekregen in de Russische traditie; in de rest van de wereld wordt eerder de term “dystopie” gebruikt. (Er waren ook varianten van “negatieve utopie” en “kakotopie”, maar die sloegen niet aan).
- “Dystopie” heeft een bredere betekenis – zo wordt elke beschrijving genoemd die een fictieve wereld als disharmonisch afschildert.
- Veel genres in de moderne fictie zijn dystopisch of post-apocalyptisch, zoals sommige teksten van het genre “alternatieve geschiedenis” (sience-fiction) of cyberpunk. Maar deze zijn niet altijd geïnspireerd door de utopische traditie. Eerst zullen we het hebben over dystopieën in enge zin en daarna zullen we nagaan hoe zij zich verhouden tot andere soorten dystopieën.
- “Anti-utopie” impliceert een parodie op de utopie als genre: de utopische droom verandert in een nachtmerrie. In die zin kunnen we een werk alleen “dystopie” noemen als er, net als bij de utopie, veel aandacht wordt besteed aan de politieke, sociale en culturele kenmerken van de toekomstige wereld of de alternatieve werkelijkheid.
- Net als de utopie is de dystopie nauw verbonden met de ideologische context van het betreffende tijdperk. De dystopie is een reactie op de trends van die tijd, de voornemens van politici en de technische vernieuwingen. Het genre kwam tot bloei in de 20e eeuw als antwoord op reële bedreigingen van die tijd, toen het utopische denken niet langer het domein was van filosofische bespiegelingen en nadat sociale experimenten werkelijkheid werden.
More’s “Utopia” betekent: isolement, orde, hiërarchie
- Een dystopie is niet alleen een utopie die ons niet aanstaat. De werelden van Utopia en de Zonnestad zullen de meeste moderne lezers waarschijnlijk niet aanspreken. Het gaat om de visie die overheerst in de tekst. Laten we bespreken hoe we kunnen vaststellen of er sprake is van dystopie, welke kenmerken heeft deze van de utopie overgenomen en en hoe het utopische wereldbeeld erin wordt vernietigd.
- Anti-utopie is een tweeledig genre, het omvat zowel elementen van het genre van de utopie, als ook specifieke technieken die de utopie van binnenuit vernietigen.
Eigenschappen overgenomen van het genre utopie:
- de tekst bevat uitleg over de sociale structuur, normen, regels, geschiedenis van de (anti)utopische wereld;
- de meeste bewoners van deze wereld beschouwen de bestaande structuur als ideaal of als de enig mogelijke, zijn ervan overtuigd dat het onmogelijk is anders te leven;
- een afgesloten, begrensde ruimte. (De klassieke plaats voor utopie is een eiland.) Isolatie wordt benadrukt door fysieke grenzen (muren, grachten, bewegingsverboden) en gebrek aan verbinding met andere gemeenschappen;
- alle personages worden betrokken bij het gemeenschappelijk leven – rituelen, gemeenschappelijk werk, de retoriek van de eenheid is belangrijk.
Manieren om een utopie te vernietigen:
- in een dystopie treedt de hoofdpersoon op de voorgrond. Hij ziet zijn wereld niet langer als een utopie en vervreemdt van de anderen, dit leidt tot een conflict tussen mens en systeem;
- het conflict legt de controlemethoden bloot, en men ontdekt dat de utopie in stand wordt gehouden door geweld en bedrog;
- het menselijke collectief is kunstmatig en alleen mogelijk dankzij de massa. Menselijke gevoelens van genegenheid worden kapot gemaakt of verboden;
- dystopieën beschrijven de wereld gedetailleerder en specifieker dan utopieën: veel realistische details, individuele karaktertrekken;
- de dystopie is ook meer tijdsgebonden: een typische dystopie speelt zich in de toekomst af, en de lezer verneemt wat geleid heeft tot de vorming van een nieuwe maatschappelijke orde – dat is meestal een ramp, een staatsgreep of een oorlog.
De Anti-utopie is een genre dat uit verschillende elementen bestaat: er zijn elementen van utopie, science-fictie, satire, parabel en tragedie aan te treffen. Elke anti-utopie weerspiegelt niet alleen de opvattingen van de auteur, maar ook zijn literaire positie. Vergelijkingen tussen de voorspellingen van Orwell en Huxley en discussies over wiens versie van de toekomst aannemelijker is, zullen er altijd zijn.
Maar men moet zich ervan bewust zijn dat alle beroemde dystopische verhalen romans zijn, en geen wetenschappelijke uiteenzetting. Ze zijn niet bedoeld om de denkbeelden van de auteur toe te lichten, maar om de lezer te laten voelen hoe het leven in een wereld die op een abstract idee stoelt zou kunnen zijn. In de loop van de 20e eeuw is er gestaag een literaire canon van dystopische romans ontstaan. Elk van deze boeken geeft een originele kijk op de “omgekeerde utopie” en vormt daardoor de inspiratiebron voor vele navolgingen, citaten, verfilmingen en discussies.
De meest bekende dystopische romans van de 20e eeuw:
- Wij van Jevgenij Zamjatin, 1922
- Brave New World van Aldous Huxley, 1932
- Animal Farm en 1984 van George Orwell, respectievelijk 1945 en 1949
- Fahrenheit 451 van Ray Bradbury, 1953
- The Handmaid’s Tale van Margaret Atwood, 1985
Over sommige boeken is er nog steeds een discussie gaande of ze als dystopie beschouwd moeten worden. Hiertoe behoren Franz Kafka’s Het proces, Vladimir Nabokovs Uitnodiging voor een onthoofding, Anthony Burgess’ Clockwork Orange, en James Ballards High-Rise. De confrontatie tussen de mens en het systeem vindt daarin plaats in een surreële omgeving, maar het systeem zelf is niet het onderwerp van de schildering.
Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw heeft zich in de Russische literatuur een eigen traditie van anti-utopieën ontwikkeld, de romans zijn meestal satirisch. Daaronder vallen:
- “De hoogste verrukking” en “Slak op de helling” van de gebroeders Strоеgatski;
- “Gapende hoogten” van Aleksandr Zinovjev;
- “Moskou 2042” van Vladimir Voinovitsj;
- “De niet-teruggekeerde” van Aleksandr Kabakov;
- “Kys” van Tatjana Tolstaja,
- “De dag van de opritsjnik” van Vladimir Sorokin.
Laten we eens nagaan wat voor dystopische romans er in de 19e eeuw zijn ontstaan en welke daarvan als de voorlopers kunnen worden beschouwd van de 20e eeuwse dystopieën.
Het woord “dystopie” werd spontaan bedacht door de Britse filosoof en econoom John Stuart Mill. In 1868, toen hij in het parlement kritiek uitte op een regeringsinitiatief, zei hij dat de makers niet eens utopisten konden worden genoemd: een utopie is een goed idee dat niet kan worden uitgevoerd, en het idee dat hij bekritiseerde “is zowel onpraktisch als slecht – het is dus een dystopie”.
Deze context is al lang vergeten, maar het was geen toeval dat het Victoriaanse Engeland zich afvroeg wat de keerzijde van de utopie zou zijn. Groot-Brittannië was het centrum van de technologische vooruitgang, en veel denkers vroegen zich af of dit de sociale vooruitgang bevorderde of hinderde.
In 1872 werd Erewhon van Samuel Butler gepubliceerd. De titel is een anagram van het woord “nowhere”, “nergens”.
Het werk is in principe opgebouwd naar het model van de klassieke utopieën: de verteller komt in een wonderlijk, geïsoleerd land en beschrijft de structuur ervan. De beschreven utopie blijkt een karikaturale afspiegeling te zijn van de moderniteit. Ziekte wordt in deze wereld bestraft als een misdaad, en misdaad wordt beschouwd als een ziekte; de kerk is een “muziek-bank” geworden, waarvan niemand de munteenheid gebruikt, maar iedereen doet alsof ze waarde heeft, op universiteiten wordt geleerd om lege redevoeringen te houden.
Wat Butlers tekst onderscheidt van satirische dystopieën uit de 20e eeuw, is het gebrek aan het directe conflict, de held heeft hier de rol van toeschouwer. Dit boek staat ook bekend als aan het eerste dat de angst voor kunstmatige intelligentie thematiseert: in Nowhere waren machines verboden, zodat ze de mens niet zouden kunnen verslaven.
In Jules Verne’s roman Parijs in de twintigste eeuw (1860) neemt de verbeelding van de toekomst een voor de auteur atypische en verontrustende vorm aan. Net als in zijn andere ‘wetenschapsromans’ doet Verne een aantal opmerkelijk nauwkeurige voorspellingen – er komen auto’s, metro’s, wolkenkrabbers en computers in de roman voor. Maar de plot is opgebouwd rond de tegenslagen van een jonge dichter die geen plaats heeft in een wereld van zegevierende technologie en kapitaal. Kunst wordt in de nieuwe eeuw veracht, in de bibliotheek is zelfs geen enkele roman te vinden, en de hoofdpersoon is gedoemd tot eenzaamheid. Verne’s roman viel niet in de smaak bij zijn tijdgenoten, maar het was de eerste keer dat het thema van het conflict tussen cultuur en beschaving werd belichaamd in een anti-utopisch plot.
Prototypes van dystopieën worden niet alleen in fantasie- of allegorische werken aangetroffen, maar ook in realistische romans. In Dickens’ roman Hard Times (1854) is de plot opgebouwd rond een sociaal project dat alleen in zijn kleinschaligheid verschilt van latere dystopieën – het is een dystopie binnen één school en één gezin.
In een conventionele industriestad richt de utopische held Thomas Gradgrind een “school van de toekomst” op. Daarin is alles utilitaristisch, het onderwijs is alleen bedoeld voor praktische toepassing, er hoeven alleen “feiten” geleerd te worden. Het is kinderen verboden sprookjes en fantasy te lezen; in de lessen worden de leerlingen met cijfers in plaats van namen genoemd. Gradgrind voedt zijn eigen kinderen op dezelfde manier op, en de roman laat zien hoe tragisch de lotgevallen zijn van allen die door het utopische project worden getroffen.
In de lijst van vroege dystopische romans mag ook Dostojevskis “Aantekeningen uit het ondergrondse” (1864) niet ontbreken. Daarin rekent de verteller, de “ondergrondse man” op wrange wijze met alle modieuze, utopische ideeën af. Het “Crystal Palace”, een bouwwerk voor de Wereldtentoonstelling in Londen, wordt het symbool voor het nieuwe utopische denken – Dostojevski’s held gelooft niet in vooruitgang en vermoedt dat een ideale toekomst saai is. Dostojevski parodieerde in de eerste plaats de utopie van Tsjernysjevski over een ideale revolutionair (in Wat te doen?).
Voor de literatuur van de 20e eeuw is het wantrouwen ten opzichte van de utopie kenmerkend, evenals het idee van de discrepantie tussen de utopische wereld en de menselijke psyche.
Utopie – een realistische toekomstvoorspelling?
Er wordt nog steeds gedisscussieerd of 1984 van George Orwell als een realistische voorspelling beschouwd mag worden en zijn toekomstsvisie wordt met die van Aldous Huxley in “Brave New World” vergeleken. Schrijvers zijn geen helderzienden en welke voorspellingen uitkomen is niet van belang. Wat van belang is, is dat zowel de utopie als de dystopie niet bestaande werelden beschrijven die eigenlijk niet bij de menselijke natuur passen. Een van de kenmerken van zowel utopie als dystopie is de van boven opgelegde strakke hiërarchische ordening en een stelsel van straf en beloning. Dit doet mij aan social credits denken en de beperkingen voor niet-gevaccineerden. Misschien houden schrijvers zich juist met utopieën en dystopieën bezig om te laten zien waartoe bepaalde ontwikkelingen kunnen leiden, en waar we beslist niet naar toe moeten, omdat deze denkbeelden onmenselijk zijn. En daarmee zijn we weer terug bij The Great Reset.
We raken onze individuele vrijheid kwijt ten bate van het collectieve welzijn (The Greater Good). Omdat ieder mens van nature een egoïst is (wat ook noodzakelijk is om te overleven), kan de nieuwe normaliteit alleen door middel van dwang worden opgelegd, in het onderhavige geval door het verspreiden van angst. Solidariteit wordt tot de sociale norm verheven, maar afgedwongen solidariteit heeft niets met echte solidariteit of empathie gemeen. We hebben met een soort Orwelliaanse Nieuwspraak te maken, waarbij oude termen een nieuwe uitleg krijgen. Collaterale schade, humanitaire interventie en vredestroepen zijn daar goede voorbeelden voor.
Er bestaat een Russische voorloper van 1984 en Brave New World, namelijk de roman Wij van Jevgenij Zamjatin. Daarin wordt onvrijheid als iets bijzonder nastrevenswaardigs afgeschilderd. Ik ben er het mooie citaat tegen gekomen:
Waarom is dans mooi? Het antwoord: omdat het een onvrije beweging is, omdat de diepe betekenis van dans ligt in absolute, esthetische onderworpenheid, de ideale onvrijheid – het instinctieve streven naar onvrijheid is al sinds oertijden onlosmakelijk geworteld in de menselijke natuur.
En daarmee wil ik sluiten.
Voetnoten