Dit artikel van Timo Pieters
verscheen in Gezondverstand Nr. 36
De angst om beschuldigd te worden van ‘complotdenken’ maakt het voor veel Nederlanders onmogelijk om over ingrijpende machtsverschuivingen na te denken en te discussiëren. De term verwijst niet naar iets werkelijks, en is doelbewust door de Central Intelligence Agency (CIA) in het leven geroepen om twijfel in te dammen over het officiële verhaal met betrekking tot de moord op president Kennedy. Nederlandse instanties en commentatoren die de uitdrukking gebruiken zijn zich niet van deze oorsprong bewust, en blijven dus in feite CIA-instructies uitvoeren.
Wij weten precies wanneer het begrip ‘complotdenken’ (conspiracy theory), met de bijbedoeling van geestesziek, in het algemene taalgebruik werd opgenomen. In 1967 stuurde de CIA een memo (nummer 1035-960) naar al haar eigen bureaus en honderden mediabedrijven en journalisten in haar wereldwijde propagandanetwerk. In deze memo kregen zij de instructie om critici van het Warren Commission Report weg te zetten als ‘complotdenkers’. De onmiddellijke aanleiding daarvoor was het een jaar daarvoor verschenen eerste boek met een vlijmscherpe analyse van de tegenstrijdigheden, onmogelijkheden, en weglatingen in dat rapport: Rush to Judgment van Mark Lane. Meerdere opiniepeilingen wezen uit dat ongeloof aan het
officiële verhaal door dat boek sterk was gegroeid. Dat ongeloof is sindsdien alleen maar toegenomen, want uit recente peilingen is gebleken dat driekwart van de Amerikaanse bevolking het Warren Report niet langer serieus neemt.
Het succes van dit staaltje van psychologische oorlogsvoering werd na de introductie van de term ‘complotdenken’ onmiddellijk zichtbaar door de frequentie van het gebruik ervan. Uit een studie waarbij werd gemeten hoe vaak het voorkwam op de pagina’s van de New York Times en de Washington Post voor en na de CIA-instructie, bleek dat men het in de 45 jaar ervoor slechts 50 keer tegenkwam (dus gemiddeld eens per jaar), terwijl het in de 45 jaar nadat het memo werd verstuurd, 2.630 keer in genoemde kranten werd aangetroffen (dus gemiddeld eens per week). De beïnvloeding van het opinieklimaat middels propaganda en psychologische operaties is altijd één van de kerntaken van de CIA geweest, in binnen- en buitenland. In Duitsland is aangetoond dat veel journalisten bewust of onbewust werkten voor de CIA, zoals Udo Ulfkotte in zijn boek Gekochte Journalisten heeft beschreven.
Wat de CIA voor elkaar had gekregen was om van een onschuldige term, die natuurlijk beroepshalve door politierechercheurs zowel als geschiedschrijvers dagelijks werd gebruikt, een wapen te maken waarmee de overheid tegen kritiek kon worden verdedigd. In verband met de moord op president Kennedy had het een tanend succes. Maar het werd opnieuw zwaar ingezet als middel om serieuze analisten publiekelijk de mond te snoeren als zij twijfelden aan de officiële uitleg van de gebeurtenissen van 11 september 2001, met de tot schroot gereduceerde World Trade Towers in Manhattan, en een gat in het Pentagon waar geen enkel vliegtuig doorheen had kunnen vliegen. De term doet nu ook al twee jaar dienst om twijfel aangaande de voorgeschreven werkelijkheid met betrekking tot covid-19 stelselmatig de kop in te drukken. De aantijging van complotdenken kan een journalist nu de baan en het levensonderhoud kosten, en brengt de positie van zelfs hoogleraren op universiteiten in gevaar.
In de VS wordt het begrip ‘complotdenken’ sinds kort gekoppeld aan de dreiging van zogenaamd ‘binnenlands terrorisme’. De FBI heeft in februari jl. een speciale eenheid opgericht om zulke complotdenkers, die gevaarlijk nepnieuws verspreiden, te achtervolgen en zo nodig in hechtenis te nemen. De grootste terreurdreiging voor de VS zou namelijk bestaan uit ‘eenlingen of kleine cellen van individuen’ die gemotiveerd zijn door grieven gebaseerd op ‘misleidende narratieven’, ‘complottheorieën’ en andere vormen van ‘mis-, dis- en malinformatie’, zo schrijft het Department of Homeland Security. Complotden ken en nepnieuws gaan vanzelfsprekend samen.
Van alle Nederlandse instanties en commentatoren die de uitdrukking ‘complotdenken’ gebruiken geeft er niet één blijk van bekend te zijn met de oorsprong ervan binnen de psychologische oorlogsvoering. De instanties die verantwoordelijk zijn voor het bestrijden van desinformatie – het ministerie van BZK, de AIVD, en de NCTV – beweren bijvoorbeeld dat desinformatie (doelbewust misleidende informatie) regelmatig verspreid wordt via ‘complottheorieën’. Volgens deze instanties zijn dit ‘theorieën gebaseerd op het idee dat de elite de inwoners bedreigt’ en die voortbouwen op ‘gevoelens van miskenning en wantrouwen van maatschappelijke en politieke instituties’. Met andere woorden, kritische beoordeling van economische en politieke macht wordt hiermee gedefinieerd als doelbewust misleidende informatie, een definitie waarmee men de kritiek onschadelijk probeert te maken. Zo werd uitgeverij en videokanaal De Blauwe Tijger in oktober 2020 door de NCTV ‘een doorgeefluik voor anti-overheidspropaganda, nepnieuws en complottheorieën’ genoemd in haar Dreigingsbeeld Terrorisme. Dit is nu precies wat de CIA oorspronkelijk met de term wilde bereiken.
Verschillende Nederlandse academici zijn de term ‘complotdenken’ gaan gebruiken alsof het verwijst naar een werkelijk bestaande categorie, die bestudering en verklaring verdient, iets als een primitieve volksstam met merkwaardige gewoontes. De socioloog Jaron Harambam is bijvoorbeeld gepromoveerd op een proefschrift over het fenomeen ‘complotdenken’, blijkbaar zonder te beseffen dat dit fenomeen pas 65 jaar geleden de wereld in is geholpen met de CIA als verloskundige. De filosoof Cees Zweistra schreef ook een boek over ‘complotdenken’ zonder de ontstaansgeschiedenis ervan te bekijken. Beiden volgen het voorbeeld van Amerikaanse voorgangers die lieden met allerhande merkwaardige zienswijzen, en vaak krankzinnige aannames, op één hoop gooien. Die opeenstapeling wordt dan eenduidig geanalyseerd als complotdenken. Bij beiden volgen beschrijvingen van lieden die denken dat de wereld bestuurd wordt door buitenaardse reptielen, en een vaste categorie van hen die denken dat de aarde toch plat is, en ga zo maar door.
Dus Gezond Verstand wordt in dezelfde categorie ondergebracht als de buitenaardse reptielen.
Harambam verklaart ‘complotdenken’ als een copingmechanisme om om te gaan met grote sociale ontwikkelingen als secularisering en digitalisering, waardoor mensen meer behoefte hebben aan betekenis en sociale verbinding. Volgens Zweistra zijn ‘complotdenkers’ een vastomlijnde groep die door gebrek aan betekenis en sociale verbanden fictieve werkelijkheden zijn gaan creëren om zich af te scheiden van de maatschappij en de werkelijkheid. Harambam heeft sympathie voor de complot denkers en komt ook in zijn lezingen en interviews met een pleidooi om naar ze te gaan luisteren. Maar geen van beiden komt ook maar in de buurt van het punt om te gaan nadenken over machtsmisbruik. Waar de populist nog geëngageerd is, en de wereld probeert te herstellen door er kritiek op te leveren, is de ‘complotdenker’ volgens Zweistra totaal losgezongen van de werkelijkheid. Hij ziet ‘complotdenken’ dan ook als een ‘kwaadaardige’ vorm van ‘sociaal terrorisme’, waar geen enkele vorm van discussie mee mogelijk is. Zweistra vindt dat de Grondwet moet worden aangepast zodat de ‘online wereld waarin ze gedijen’ ingeperkt kan worden. In het hele boek gaat hij er dus vanuit dat ‘complotdenken’ een betekenisvolle categorie is die een eenduidig waarneembaar fenomeen van de werkelijkheid vertegenwoordigt.
Een zorgwekkende toepassing van de term is die binnen de psychiatrie. In het ‘Tijdschrift voor Psychiatrie’ werden complottheorieën bijvoorbeeld vergeleken met pathologische waanvoorstellingen, omdat ze beide zouden zijn gekenmerkt door ‘onjuiste, hardnekkige en soms bizarre’ overtuigingen.
Er wordt dus weer vanuit gegaan dat ‘complotdenken’ iets is dat men kan vergelijken met iets anders, zoals waanvoorstellingen. Volgens het diagnostisch handboek voor psychische stoornissen DSM-5 zijn wanen ‘onjuiste’ overtuigingen die niet geaccepteerd worden door ‘andere leden van de cultuur of de subcultuur’. Door conformisme de maatstaf te maken voor geestelijke gezondheid wordt elke afwijkende gedachte een vorm van krankzinnigheid. Dit is precies de framing die de CIA ook heeft toegepast.
De term ‘complotdenken’ maakt wantrouwen naar politieke en economische machtsstructuren dus maatschappelijk onacceptabel, terwijl dit wantrouwen bij tijd en wijle juist essentieel is in een democratie. Om macht te kunnen controleren moet macht worden waargenomen, en de term ‘complotdenken’ maakt bepaalde machtsstructuren voor burgers, en niet in het minst ook politici, onzichtbaar. Recherche en historici geloven natuurlijk nog wel in alledaagse en historische complotten.
Het zijn slechts de complotten gesmeed door politieke en economische machthebbers die niet besproken mogen worden. Het begrip ‘complotdenken’ heeft, vanwege het intimiderende
effect, in verregaande mate mensen het zwijgen opgelegd, ook wanneer zij gingen beseffen met welk een misdadigheid er een wereldmachtsgreep wordt uitgevoerd. Daar is misschien door heen te breken wanneer we de term ‘complotdenker’ als een geuzennaam gaan gebruiken.