Maurits Martijn & Rob Wijnberg
en verscheen bij De Correspondent
Van het massaal surveilleren van burgers door de Amerikaanse inlichtingendienst National Security Agency (NSA) tot de verplichte vingerafdruk in het paspoort: onze privacy staat onder druk. In Nederland worden de zorgen hierover niet breed gedeeld. Voortdurend steekt het sussende geluid van dit ene hardnekkige argument de kop op: ik heb toch niks te verbergen? En zijn broertjes ‘ik doe toch niks fout?’ en ‘ik doe toch niks illegaals?’ vergezellen hem met grote regelmaat. Volkszanger Gordon is ervan overtuigd. Journalist Charles Groenhuijsen vindt het ook. En op Twitter wordt het vaak beaamd. Tijd om de elf meest fundamentele tegenargumenten in stelling te brengen.
1. Er is geen ‘ik’ zonder iets te verbergen
Privacy wordt bijna altijd gezien als een juridisch begrip (‘dat is een inbreuk op mijn recht op privacy’) of cultureel fenomeen (‘een Amerikaan vindt het geen probleem om te vertellen hoeveel hij verdient’). Maar daarmee wordt een belangrijke denkstap in de discussie over privacy meteen al overgeslagen. Want privacy is, op een fundamenteler niveau, meer dan een recht of culturele waarde. Privacy voert terug naar wat ons mens maakt en gaat daardoor vooraf aan het belang dat we al dan niet aan privacy hechten. Een zinnige discussie over privacy, en dus over de zin en onzin van het argument ‘ik heb niks te verbergen, zou daarom altijd moeten beginnen bij de constatering dat privacy, boven alles, een menselijke eigenschap is.
De meest elementaire verschijningsvorm van privacy is namelijk de private ruimte in ieder mens: de gedachtenwereld, het gevoelsleven, het innerlijk. Deze ruimte, waar ieders gedachten en gevoelens zich ophouden, is privé in de zin dat ze voor niemand toegankelijk is behalve voor jezelf. Niemand kan zomaar zien wat je op ieder moment van de dag denkt, voelt of ervaart. Dat betekent: het ‘ik’ is een voortdurende manifestatie van privacy. Het ‘ik’ is een voortdurende manifestatie van privacy
Dat wil niet zeggen dat het innerlijk nooit naar buiten treedt. In de meeste gevallen kiezen we er bewust voor deze vorm van privacy open te stellen: door te communiceren en daarmee met de buitenwereld te delen wat er in ons omgaat. In sommige gevallen doen we dat onbewust en ongewild: door te blozen of te huilen bijvoorbeeld. Of door, in een dronken bui, onze mond voorbij te praten. Maar de fabrieksinstelling van onze geest is die van het private. Het meeste van wat we denken, voelen en ervaren is het grootste deel van de tijd privé.
Dit is een fundamenteel gegeven. Het private karakter van ons innerlijk is namelijk een belangrijke voorwaarde voor het hebben van een ik. Stel je maar eens voor dat alles wat je denkt en voelt altijd en voor iedereen zichtbaar zou zijn: dat verandert de aard van je ‘ik’ volledig. Wie je bent, hangt grotendeels af van je vermogen om te bepalen welk deel van je innerlijk je deelt met anderen en welk niet. Zou de fabrieksinstelling van je innerlijk zijn dat alles wat je denkt, voelt en ervaart openbaar was, dan was het onmogelijk ‘jezelf te zijn’ zoals je dat nu bent.
Wie zich bedient van het argument ‘ik heb niks te verbergen’, gaat dus voorbij aan de notie dat de ‘ik’ in die zin al veronderstelt dat je iets aan het verbergen bent. Wat je eigenlijk zegt als je zegt ‘ik heb niks te verbergen’ is: mijn ‘verborgen innerlijk’ heeft niks te verbergen. Dat is een filosofische contradictio in terminis.
2. Sociale relaties zijn niet mogelijk zonder iets te verbergen
Wie je bent, wordt grotendeels bepaald door het private karakter van je innerlijk. Privacy is dus een belangrijke eigenschap van je ‘ik’, maar geen noodzakelijke voorwaarde: ook een (hypothetisch) volledig doorzichtige ‘ik’ is nog steeds een ik.
Maar hier komt de sociale component van privacy om de hoek kijken. Want het ‘ik‘ waar we naar verwijzen als we het over onszelf hebben, is niet statisch: wij zijn, door de sociale context waar we ons het grootste deel van de tijd in bevinden, niet één ik. Bij je ouders thuis ben je iemand anders dan wanneer je op stap bent met je vrienden.
Het vermogen om de ene ‘ik’ (de keurig opgevoede ‘ik’ die je ouders graag zien) verborgen te houden voor de andere ‘ik’ (de stoere, zuipende ‘ik’ die je vrienden leuk vinden), is een wezenlijk onderdeel van wat het betekent om ‘jezelf te zijn’. Simpeler geformuleerd: een mens is, in verschillende contexten, op verschillende momenten, in het bijzijn van verschillende mensen, steeds weer iemand anders.
Dit rollenspel is cruciaal voor onze sociale verhoudingen: zouden we niet in staat zijn ons in verschillende situaties anders voor te doen dan in andere situaties, dan zou het sociale verkeer onmogelijk worden. Wie je bent in het bijzijn van je geliefde in de slaapkamer, verschilt wezenlijk van wie je bent in de buurt van je collega’s op je werk – en dat is, op z’n zachtst gezegd, maar goed ook. Iemand zijn betekent dus: het strategisch verborgen kunnen houden van de verschillende personen die schuilgaan achter jouw ‘ik’.
Wie zegt ‘ik heb niks te verbergen’ gaat voorbij aan deze sociale realiteit. In een sociale context heb je altijd iets te verbergen. Op je werk is dat misschien het opvliegerige karakter dat je bij je partner wel kunt laten zien, bij je partner is dat misschien de flirterigheid die je onder vreemden tentoonspreidt. Maar nooit is het niks: wie omgaat met verschillende mensen in verschillende contexten, is per definitie iets aan het verbergen.
3. We verbergen sowieso al van alles
Waarom kleden we ons aan als we naar ons werk gaan? Waarom doen we de deur dicht als we op de wc zitten?