Sociale driegeleding beoogt de ontvlechting van de bijkans onontwarbare kluwen, die het maatschappelijk bestel is geworden. Niet om haarkloverij te bedrijven, maar om ruimte te scheppen voor de toekomst. Rudolf Steiner doet dit door aansluiting te zoeken bij de grote idealen van de Franse revolutie. Impliciet blijf dit in zijn manifest van maart 1919 (De kernpunten van het sociale vraagstuk – red.)…. Elders doet hij het expliciet door vrijheid te verbinden met het geestesleven, gelijkheid met het rechtsleven en broederlijkheid met het economisch leven.
Vrijheid omvat meer dan je gang kunnen gaan, zeggen wat je wilt en doen waar je zin in hebt. Vrijheid kan nooit een vrijbrief zijn om onverkort je ding te doen. Vrijheid is denken en handelen uit authentiek verworven eerbied voor waarheidsvinding… Dit omvat, keuzes maken naar eer en geweten (to the best of my knowledge) en eigenstandig verantwoording nemen voor de gevolgen wanneer het verkeerd uitpakt. Geen echte vrijheid zonder verantwoording.
Gelijkheid omvat meer dan gelijkheid van kansen en gelijke behandeling in gelijke gevallen. Voor de rechter zijn alle mensen gelijk, althans dit is de pretentie. Overigens verschillen mensen van elkaar, maar we zijn wel gelijkwaardig in die zin, dat de menselijke waardigheid universeel is en dat alle mensen bezig zijn met vallen en opstaan mens te worden. Geen gelijkwaardigheid zonder compassie met onze struikelpartijen onderweg.
Broederlijkheid omvat meer dan solidariteit, die zich uit in nobele liefdadigheid. Broederlijkheid gaat over weloverwogen deelgenootschap in het besef, dat de beschikbare middelen altijd schaarser zijn dan de behoeften. Deelgenootschap is een menselijke kernkwaliteit, die wordt veroverd in de spanningsvolle verhouding van prestatie en tegenprestatie. Geen broederlijkheid zonder frictie.
Dit was een fragment uit: Sociale driegeleding, baken in transitie van Cees Zwart
De sociale driegeleding
in het huidige tijdsgewricht van existentiële transitie.