De grootste industrielanden van de wereld richtten ooit de Groep van zeven (G7)* op, om onderlinge consensus te bereiken over mondiale vraagstukken. Inmiddels is de consensus ver te zoeken en zijn de zeven ook niet meer de grootste economieën. Hoog tijd voor een nieuw forum dat de werkelijke verhoudingen in de wereld reflecteert.
Destijds, in 1975, kwam het voor als het juiste antwoord op uitdagingen als het instorten van het wisselkoerssysteem en de oliecrisis: het creëren van een informele top voor de belangrijkste industrielanden. Zonder formele plichtplegingen zouden de staats- en regeringsleiders van de betrokken landen elkaar regelmatig treffen, om in besloten kring en in ontspannen sfeer over financiële en economische kwesties te spreken. Al snel kwamen er ook andere onderwerpen op de agenda. Steeds lieten de deelnemers zich leiden door het streven om consensus te vinden en gezamenlijk op te treden.
Consensus is ver te zoeken
Maar dat is geschiedenis. Bij de oprichting werden de G7-staten nog geleid door staatslieden als Helmut Schmidt en Valery Giscard d’Estaing. Hun plaats wordt nu ingenomen door karikaturen, die het meer om hun eigen ijdelheid en nationaal eigenbelang gaat, dan om het gezamenlijk gestalte geven aan de toekomst.De voorlaatste keer wisten ze tenminste met hangen en wurgen nog een gezamenlijke slotverklaring te bereiken. Maar ditmaal waren ze zelfs daartoe niet meer in staat. De toppen zijn geen ontmoetingen van gelijkgestemden meer, maar plichtplegingen van mensen die elkaar eigenlijk niet veel meer te zeggen hebben.
Blijf op de hoogte van nieuws, opinie en achtergronden: Volg Novini!