Een lezer vroeg ons naar gedachten vanuit de sociale driegeleding die enig houvast kunnen bieden in vragen die de zich bezinnende kiezer te midden van het verkiezingsgekrakeel kunnen overvallen.
Misschien ten overvloede: denkend vanuit de driegeleding kom je niet bij een bepaalde politieke kleur of partij terecht. De driegeleding biedt geen eerste hulp bij ongelukken maar inzichten die kunnen voeren tot een structurele verbetering van de gezondheid.
Inzicht, een langetermijnvisie, volharding – dat is wat de driegeleding vraagt én biedt.
Onderstaande artikelen verschenen als blog op http://www.summer-foundation.org.
Een (gemene) vraag over de democratie
Mensen van een zekere leeftijd hebben er vaak, gelukkig niet altijd, moeite mee om nog nieuwe dingen te leren. Figuurlijk gesproken dutten ze een beetje in. Hun nieuwsgierigheid neemt af, voor verandering deinzen ze terug. Wie in die toestand is aangekomen houdt er doorgaans ook mee op om zich af te vragen of hij nog wel goed bezig is.
Dit lijkt ook te gelden voor de toestand van de democratie in de meeste West-Europese landen.
Tegelijkertijd neemt onder burgers het vertrouwen in regering en parlement af en hebben steeds meer kiezers het gevoel dat hun democratisch uitgebrachte stem er feitelijk nauwelijks toe doet.
Alom wordt gezocht naar wegen om het slinkende aanzien van de democratische instituties weer te herstellen. Moet er misschien een kiesdrempel worden ingevoerd? Of moet deze juist worden afgeschaft? Moet er een regionaal kiesstelsel komen, of moet dat juist overboord worden gezet? Moeten burgers de mogelijkheid krijgen om onderwerpen op de agenda van de volksvertegenwoordiging te zetten? Of moeten parlement en regering zich juist minder aantrekken van de laatste opiniepeilingen?
Het zijn vragen die alsmaar weer terugkomen in het alsmaar voortkabbelende debat over de staat van de democratie. Maar het zijn niet deze vragen die tot een wezenlijke verbetering gaan leiden.
De belangrijkste vraag die we anno 2014 kunnen stellen als het gaat over de toekomst van de democratie is de vraag: waarover kunnen we in een democratie besluiten – en waarover niet?
Het is een beetje een gemene vraag. Want met deze vraag doen we tegelijkertijd een bewering, namelijk: er zijn aangelegenheden waarover in een democratie gesproken en besloten kan worden en er zijn andere aangelegenheden die zich niet lenen voor democratische besluitvorming.
Maar de vraag zelf blijft staan: waarover kunnen we in een democratie besluiten – en waarover niet?
Democratie en mondigheid
In het verre verleden leefde de mensheid in gemeenschappen waarin de mens als individu ondergeschikt was aan het belang van de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte. Het dagelijks leven, de inrichting van de samenleving, de doorslaggevende invloed van de religie op alle aspecten van het leven – dat alles werd zonder inbreng van de gewone, individuele mens bepaald. Voor de moderne mens is het moeilijk te bevatten dat men in het verleden zó, als ondergeschikt, naamloos deel van een groter geheel, leven kon.
Dat de mens uit het verleden dat wel kon, en als vanzelfsprekend aanvaardde dat hij ondergeschikt was aan een groter geheel, is slechts verklaarbaar vanuit de gedachte dat de mens van toen nog veel minder individu was dan de mens in onze tijd.
Het feit dat de mens in de loop van de geschiedenis steeds individueler wordt, komt tot uiting in zijn streven mee te praten, mee te oordelen en mee te besluiten over alles dat hem aangaat. De mens van deze tijd is mondig, wil zijn leven zelf vorm geven, zijn eigen keuzes maken en wil niet afhankelijk zijn van wat anderen over zijn hoofd heen besluiten.
Daarom is de democratie in onze tijd de passende vorm van regeren. Het is een vorm van besturen waarin de mondigheid van de moderne mens tot uitdrukking kan komen.
Die mondigheid is overigens, historisch gezien, een modern verschijnsel. Ook in de meest democratische staten bijvoorbeeld, hebben vrouwen pas sinds ongeveer een eeuw stemrecht. Hoopvol kunnen we hieruit afleiden dat de democratie nog in de kinderschoenen staat en nog verder ontwikkeld kan en moet worden.
Of bent u van mening dat de democratie zoals u die kent recht doet aan uw mondigheid?
Grenzen aan de democratie
In de eerste blog over de democratie hebben we een beetje uitdagend geponeerd dat er vraagstukken zijn waarover niet democratisch besloten kan worden. In de voorgaande blog hebben we geconcludeerd dat de democratie in historisch perspectief nog een betrekkelijk nieuw verschijnsel is dat samenhangt met de toenemende mondigheid van de mens én dat de democratie nog wel wat verder ontwikkeld kan en mag worden.
Waar zou dat ons kunnen brengen?
Allereerst: wanneer de democratie wil bouwen op de mondigheid van de individuele burger zou die mondigheid heel serieus genomen moeten worden. En dat betekent dat de democratie zich niet uitstrekt over aangelegenheden die de mondigheid van de individuele mens insnoeren. Of ik als individu de ene of de andere religie, of geen religie aanhang, naar welke school ik mijn kinderen wil sturen, naar welke arts ik wil gaan als ik ziek ben, of ik meer van toneel dan van popmuziek hou – het zijn allemaal vraagstukken waarover ik zelf kan en wil besluiten. Dat betekent voor de samenleving als geheel dat zaken als onderwijs, wetenschap, kunst, religie en dergelijke, zich in een vrije zone moeten kunnen afspelen en dat wat er in die zone gebeurt geen onderwerp kan zijn van democratische besluitvorming. Onderwijs, kunst, religie, wetenschap, ze moeten zich in vrijheid kunnen ontwikkelen en als burger moet ik in dit gebied mijn eigen keuzes kunnen maken.
Vervolgens is er nog een ander gebied dat niet in aanmerking komt voor democratische besluitvorming. Dat gebied is het ´inwendige´ van de economie: wat een onderneming produceert, hoe het productieproces in een onderneming wordt georganiseerd, op welke wijze grondstoffen of goederen worden gedistribueerd, dat zijn voorbeelden van aangelegenheden binnen de economie die op basis van ervaring en deskundigheid – dus niet aan de hand van democratische besluitvorming – geregeld moeten worden. Daarmee wordt namelijk bevorderd dat er kwalitatief hoogwaardig gewerkt kan worden en dat arbeid, kapitaal en grondstoffen niet verspild maar verstandig gebruikt worden.
Dus: we kunnen de democratie zoals we die kennen uit zijn belabberde toestand helpen door aan de ene kant een vrije zone te scheppen voor kunst, cultuur, onderwijs, religie en wetenschap. Wat in die zone gebeurt is aan de betrokkenen zelf. De democratie hoeft er slechts op toe te zien dat de vrijheid binnen deze zone bewaard blijft.
Anderzijds blijft de democratie buiten het ´inwendige´ gebied van de economie, dat is een aangelegenheid van samenwerkende betrokkenen en deskundigen en niet van individuele burgers. Wel moet de democratie er scherp op zijn om het gebied van de economie te begrenzen. Want economische krachten hebben de neiging, zo zien we immers alom, de democratie naar hun hand te zetten. En ook dat schaadt de mondigheid van de burger.
De democratie een stap verder helpen
Onderwijs, kunst, religie, wetenschap, gezondheidszorg, dat zijn activiteiten die zich in een vrij zone zouden moeten afspelen. Degenen die in deze sectoren werkzaam zijn, zouden op basis van hun eigen kunde en ervaring moeten kunnen werken – degenen die daar gebruik van zouden willen maken zouden daarvoor in vrijheid moeten kunnen kiezen. Dit is een gebied waar meerderheidsbesluiten of – standpunten niet relevant zijn en waar professionaliteit of keuzevrijheid niet door democratische besluiten gereguleerd zouden moeten zijn.
In dit gebied is vrijheid het leidende principe.
In de economie zou een ander principe leidend moeten zijn, namelijk het principe van het broederlijk samen werken en delen.
Economische activiteit zou zich moeten richten op het vervullen van behoeften (die van de consument) en om die taak optimaal uit te voeren is het niet vruchtbaar om in de economie op basis van democratische meerderheidsbesluiten te werken. Het beslissen en organiseren zou hier op basis van deskundigheid, ervaring en ondernemerschap moeten gebeuren.
Gelijkheid, niet voor niets één van de drie idealen van de Franse revolutie, is op zijn plaats in het gebied van de democratie; het gebied waar mensen hun onderlinge verhoudingen vorm geven.
Hier heeft ieder mens één stem, hier vormen we wetten en regels op basis van de gelijkwaardigheid van mens tot mens. Hier respecteren we de mondigheid die in principe in ieder mens leeft.
In de democratie staan de vraagstukken centraal die ieder mens aangaan, de vraagstukken waarbij ieder mens betrokken is en waarover ieder mens dus ´oordeelsbekwaam´ is.
Dat gaat dan bijvoorbeeld om vragen als:
– welke rechten (bijvoorbeeld op inkomen) worden er geschapen voor mensen die ziek of invalide zijn
– welke rechten (bijvoorbeeld op onderwijs) worden er geschapen voor kinderen
– welke rechten (bijvoorbeeld op inkomen) worden er geschapen voor mensen die gezien hun leeftijd niet meer werken?
– hoe verdelen we de hoeveelheid werk die nodig is om het, voor de vervulling van de hier overeengekomen rechten, nodige niveau van welvaart te realiseren?
Daarnaast moet vanuit het gebied van recht en democratie, het gebied waar mensen in gelijkheid participeren, enerzijds bewaakt worden dat kunst, wetenschap, religie, onderwijs e.d. zich in vrijheid kunnen ontwikkelen, anderzijds moet vanuit dit gebied de economie begrensd worden. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld door democratisch gevormde wetgeving die vragen van arbeid en inkomen tot rechtsvragen maakt (met andere woorden, over deze vragen beslist de democratie, ze worden niet binnen de economie bepaald) of door wetgeving die bepaalt dat economische activiteit die tot schade aan het milieu leidt gecompenseerd dient te worden en één op één in de prijs van een product tot uitdrukking moet komen.
Wanneer we ons in het gebied van recht en democratie met déze vraagstukken zouden bezighouden, en de vele vraagstukken waarmee de democratie zich nu onterecht bezighoudt links zouden laten liggen, zouden we de ontwikkeling van de democratie werkelijk een stap verder helpen.
John Hogervorst
Verschenen op summer-foundation.org