Op dit moment zijn er vele onwaarheden in omloop, die een aanleiding kunnen vormen voor een oorlog.
Laat ik een paar voorbeelden noemen:
- Het is de schuld van de Chinezen dat het corona-virus zich heeft kunnen verspreiden. Daarvoor moeten de Chinezen boeten!
- Loekasjenko heeft de verkiezingen verloren en onderdrukt nu de vrijheidsstrijders.
- Putin heeft Navalny laten vergiftigen en moet nu bestaft worden.
Het onderstaande artikel van de Duitse “Nachdenkseiten“geeft een historisch overzicht over enkele oorlogsleugens en de gevolgen ervan.
30 Jaar “Couveuse-Leugen”:
Imperiaal Machtsstreven en Democratische Publieke Opinie
Hoe slagen de regeringen van democratische staten erin om oorlogen te kunnen voeren, die het volk niet wil? De “couveuse-leugen” die in 1990 de aanleiding vormde voor een oorlog met Irak, is een voorbeeld van hoe regeringen proberen oorlogen tegen de wil van de burgers te legitimeren. Dit mechanisme heeft een lange traditie.
Een artikel van Reinhard Straumann,(1)Reinhard Straumann, Dr. phil., historicus, publicist, geboren in 1953, woont in Reinach (nabij Basel) in Zwitserland. Straumann publiceert ook op de website www.politischebildung.net.
vertaling FZ
30 jaar geleden, op 10 oktober 1990, verscheen een jong Koeweits meisje voor het Mensenrechtencomité van het Congres in Washington en legde een getuigenverklaring af. Om haar familie te beschermen, werd het 15-jarige meisje geïntroduceerd met alleen haar voornaam, Nayirah. De tiener vertelde onder tranen hoe ze twee maanden eerder, als stagiaire in de Al-Addan-kliniek in Koeweit, had gezien hoe Iraakse soldaten de kraamafdeling binnen drongen en de couveuses stalen. De vroeggeboren baby’s, 312 in totaal, gooiden ze achteloos op de grond en lieten ze dood gaan.
Hoewel het Mensenrechtencomité geen officiële instantie is en niemand daar onder ede staat, veroorzaakte het optreden van Nayirah veel opschudding. Amnesty International maakte op 19 december 1990 melding ervan. Over de Amerikaanse president George Bush (senior) is bekend, dat hij het verhaal wel tien keer heeft opgelepeld. Het verhaal werd aan de VN-Veiligheidsraad voorgelegd en ook verspreid in het Congres. De Congres gaf vervolgens in januari 1991 toestemming voor een oorlog tegen Irak, met als reden dat het land in augustus 1990 Koeweit was binnengevallen en de plaatselijke olievelden had bezet. De stemming was krap; 250 afgevaardigden stemden voor een oorlog en 183 ertegen, in de Senaat was de verhouding 52 voor en 47 tegen. Gezien de stemverhoudingen, is het denkbaar dat Nayirah’s verhaal de doorslaggevende factor was. Maar het verhaal had beslist de publieke opinie doen keren. Nu begrepen de mensen dat hoewel de VS Saddam Hoessein jarenlang hadden gesteund – ze nu toch een oorlog tegen hem wilden voerden. Daarmee had de regering de gelegenheid voor een militaire interventie waarmee ze de controle over de olie in het Midden-Oosten kreeg, en toch gelijktijdig de mythe van een strijd voor vrijheid, democratie en mensenrechten overeind kon houden.
PR-campagnes voor oorlog
Zelfs de Amerikaanse regimes vinden het moeilijk om zonder publieke steun een oorlog te voeren in het buitenland. Het is dus verstandig om zich door middel van propaganda-maatregelen van de gewenste publieke opinie te verzekeren. In het geval van Nayirah was elk woord van haar beschrijving verzonnen en gelogen. In werkelijkheid was ze niemand minder dan de dochter van de Koeweitse ambassadeur in de Verenigde Staten, Saud Nasir al-Sabah, een lid van de koninklijke familie, en had ze geen seconde als stagiaire in een kraamkliniek gewerkt. Het hele verhaal werd op touw gezet door Hill & Knowlton, destijds ‘s werelds grootste PR-bureau, dat in opdracht van de Koeweitse regering in ballingschap $ 10,8 miljoen had gekregen om de publieke opinie voor de oorlog te winnen. Het niet bekend of de Amerikaanse regering van deze actie op de hoogte was.
De zogeheten “couveuse-leugen” is inmiddels uit het collectieve geheugen verdwenen. Omdat deze direct de kern van de problematiek raakt, wordt er in de VS en bij de NAVO discreet over gezwegen, namelijk het spanningsveld tussen de zogenaamd democratische bevolking en de imperiale claims van de VS. Het incident is een bijzonder duidelijk voorbeeld hoe de VN-Veiligheidsraad en de eis van geweldloosheid buitenspel is gezet. Terwijl de meeste mensen gekant zijn tegen de doctrine van de “oorlog als de vader van alle dingen” (Heraclitus, 500 v.Chr.), is deze juist voor het “militair-industriële complex” (Eisenhower) de vader van alle winstgevende zaken. De oorlog is onmisbaar.
Het verhaal van Nayirah illustreert hoe regeringen een oorlog legitimeren, ook al is de bevolking die deze regering uiteindelijk heeft gekozen, erop tegen. Het mechanisme heeft een lange traditie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het aan de onbedachtzaamheid van de Duitse Admiraliteit te wijten,die de Engelse oceaanstomer Lusitania (die 1200 Amerikaanse passagiers en een levering van wapens voor Groot-Brittannië aan boord had) torpedeerde. Dit leidde ertoe dat de VS de oorlog verklaarde, iets waar de industrie en banken allang om hadden gevraagd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het al ingewikkelder: wederom drongen de grote bedrijven aan op deelname aan de oorlog, maar opnieuw aarzelde het publiek. Pas na de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941 veranderde die mening. Het Amerikaanse publiek wist echter niet dat de Amerikaanse regering bewust deze Japanse aanval had geprovoceerd, door de invoering van een volledig olie-embargo en het bevriezen van buitenlandse tegoeden, en dat ze zelfs op de hoogte was van de geplande datum. Het zou makkelijk zijn geweest om de 3.000 mensen te redden, die het slachtoffer waren geworden van de aanval – in plaats daarvan werden de vliegdekschepen gered, deze werden uit de gevarenzone naar open zee teruggetrokken. Men had ze immers nog nodig.
De naoorlogse periode met de Koude Oorlog, de proxy-conflicten en het steeds ongebreidelder turbokapitalisme, werd gekenmerkt door een steeds schaamtelozere verspreiding van oorlogsleugens. De staatsgreep van 1954 in Guatemala, waar de sociaal-democratische president Jacobo Arbenz een landhervorming wilde doorvoeren, om de campesinos te beschermen tegen uitbuiting door de United Fruit Company, bleek een voorbeeldfunctie te hebben. De gebroeders Dulles, CIA-directeur Allen Dulles en staatssecretaris John Foster Dulles hadden aanzienlijke aandelenpakketten in het bedrijf. Dienovereenkomstig ging de CIA rigoureus te werk. En voor het eerst werd propaganda-onderzoek op een wetenschappelijke basis toegepast, de PR-specialist Edward Bernays (een neef van Sigmund Freud) werd ingehuurd om het publiek voor te bereiden op een militaire staatsgreep in Guatemala.
Het patroon van de oorlogspropaganda
Het uitgestippelde patroon bleek te functioneren. Na de Cubaanse revolutie van Fidel Castro in 1959, presenteerde een commissie van deskundigen onder voorzitterschap van generaal Lemnitzer (stafchef) aan president Kennedy een reeks voorstellen hoe de publieke opinie kon worden gemanipuleerd zodat een Amerikaanse militaire interventie in Cuba zou worden geaccepteerd. Deze voorstellen, nu bekend onder de naam “Operatie Northwoods”, bleven 40 jaar achter slot en grendel, maar kunnen nu geraadpleegd worden bij het “National Security Archive” van de Universiteit van Washington, en bevatten o.a. de onderstaande ideeën: de vernietiging van een Amerikaanse militaire basis, waarvan het Cubaanse leger de schuld moest krijgen, het neerschieten van een Amerikaanse straaljager door vliegtuigen van hetzelfde type als Russische jachtvliegers, een nep-terroristische actie door een schip te laten zinken met Cubaanse ballingen, het neerhalen van een civiel chartervliegtuig door een Cubaans vliegtuig. Kennedy was zo verstandig om dergelijke acties af te keuren en deze voorstellen af te wijzen. Maar slechts twee jaar later had president Johnson er geen enkel probleem mee om de goedkeuring van het Congres te krijgen met behulp van het fictieve Tonkin-incident – de vermeende beschieting van de Amerikaanse torpedobootjager Maddox in de Golf van Tonkin – waardoor dan de bombardementen op Noord-Vietnam gelegitimeerd werden.
Sinds de revolutie in Iran in 1979 is het Midden-Oosten het speerpunt geworden van het buitenlands beleid van de VS. Na de ineenstorting van het regime van Sjah Reza Pahlavi en de (illegale) invasie van de Sovjet-Unie van Afghanistan, gingen de VS in de aanval. President Jimmy Carter verkondigde aan de wereld:
“Elke poging van een andere macht om de controle over de Perzische Golf te krijgen, zal door ons worden beschouwd als een aanval op de vitale belangen van de Verenigde Staten. Zo’n aanval zal met alle mogelijke middelen worden afgeweerd, desnoods ook met militair geweld. ”
Sindsdien hebben de VS gehandeld alsof de Carter-doctrine, de wederrechtelijke toeëigening van gebieden tot wet was verheven. De regeringsploeg van de Amerikaanse president George W. Bush (junior), vicepresident Dick Cheney en “minister van oorlog” Donald Rumsfeld beloog in 2003 het wereldpubliek tot ze barstten. Er klopte niets van, maar dan ook helemaal niets, toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell de Veiligheidsraad inlichtte dat Irak bezig was met het produceren van massavernietigingswapens. Met de “Coalition of the Willing” zongen Bush en de premier van Groot-Brittannië, Tony Blair, zich los van het “oude Europa” en begonnen aan een oorlog die het leven zou kosten aan een miljoen mensen en waardoor de rijkdommen van Irak werden verkwanseld.
Democratieën en het “militair-industriële complex”
Natuurlijk zijn de VS niet het enige land dat zich schuldig maakt aan oorlogsleugens. De uitspraak van Hitler “sinds 5 uur 45 wordt er teruggeschoten” is slechts één voorbeeld van een groot aantal propaganda-leugens die deel uitmaakten van de voorbereidingen voor een oorlog. Deze voorbereidingen horen net zo bij een oorlog, als de onmetelijke ellende die deze veroorzaakt. De regeringen van alle landen gedogen, dat hun geheime diensten zich boven de wet en de grondwet verheven voelen. Maar in democratieën is het bijzonder moeilijk om de kiezers ertoe te bewegen zich achter de agressieve intenties van hun regeringen te scharen. Daarom heeft geen enkel andere grootmacht vaker een verzonnen voorwendsel voor een oorlog voorgespiegeld, dan de Verenigde Staten. Het staat buiten kijf dat Saddam Hoessein een onmenselijke moordenaar en oorlogsmisdadiger was. Maar het feit dat een miljoen mensen samen met hem moesten sterven, om de controle van de Verenigde Staten over het Midden-Oosten te garanderen, is een onbeschrijfelijke oorlogsmisdaad die nooit zal worden vervolgd voor enig tribunaal.
De ineenstorting van een natie begint met het verval van haar morele waarden; het Romeinse rijk verging het toen niet anders als de Verenigde Staten nu. Dat het land (schijnbaar) nu onder de Amerikaanse president Donald Trump, de afgrond tegemoet gaat, is een proces dat al lang voordat deze egomaniak het Witte Huis introk, is begonnen. De zondeval begon ermee dat de democratische, menselijke waarden volledig ondergeschikt werden gemaakt aan de belangen van het “militair-industriële complex” (vandaag zou je moeten zeggen: de belangen van het “militair-digitale complex”). De Amerikaanse economische elite keert zich nu slechts halfslachtig tegen Trump, omdat zij zichzelf decennia lang heeft laten corrumperen. Wij Europeanen kunnen ons alleen redden door onze eigen weg te vinden, in de politiek, het bedrijfsleven en de journalistiek. “Het oude Europa” zou eindelijk de moed moeten vinden om zich te distantiëren van alle voorgeschotelde leugens, in plaats van bij alles ja en amen te zeggen.
Bronnen:
- Chomsky, N., Mislukte Staten (2006), vertaling van Failed States: The Abuse of Power and the Assault on Democracy
- Ramsey Clark, W. [voormalige Amerikaanse procureur-generaal] (1992), The Fire This Time: U.S. War Crimes in the Gulf
- Ganser, D., Illegale Kriege
- Cull, N.J. / Culbert, D. / Welch, D. (2003), Propaganda and Mass Persuasion
Voetnoten