Dit citaat is geplukt
van de webpagina Driegonaal
Men wil maar niet aannemen dat het nodig is in het groot te denken en niet in het klein, dat het nodig is grote, brede gezichtspunten te hebben. Tegenwoordig kun je steeds weer beleven dat de mensen zich eraan gewend hebben om te zeggen: ja, er moet een revolutie komen! Zelfs vele brave burgers geloven nu in de revolutie. (…) Maar wanneer je dan bij ze aankomt met wat bijvoorbeeld in De kernpunten van het sociale vraagstuk(1)Het boek waarin Rudolf Steiner zijn maatschappijvisie uiteenzette. De kernpunten van het sociale vraagstuk, verscheen in 1919, vrijwel direct na het einde van de oorlog. Steiner biedt daarin zowel een diagnose van de sociale problematiek, die ook voor onze tijd nog van toepassing is, als een schets … Lees verder... over de driegeleding staat, dan zeggen ze: dat begrijpen wij niet, dat is te ingewikkeld.
Lichtenberg heeft weliswaar al gezegd: wanneer een hoofd en een boek tegen elkaar stoten en het klinkt hol, hoeft dat niet altijd aan het boek te liggen. Maar, nietwaar, niet iedereen gelooft dat, omdat het niet altijd zelfkennis is die innerlijk het sterkst ontwikkeld wordt. Toch kun je beleven dat er overal brave burgers zijn die in de revolutie geloven. Maar dan zeggen ze: nou ja, met zulke grote zaken, zulke grote gedachten kan ik me niet inlaten, vertel ons eerst maar hoe het schoenmaken gesocialiseerd moet worden, hoe de apotheken gesocialiseerd moeten worden, hoe dit of dat gesocialiseerd moet worden; je moet me eerst vertellen hoe ik in de revolutionaire staat mijn kruiderijen zal kunnen blijven verkopen.
Zo merk je dan geleidelijk wat de mensen eigenlijk met zulke uitspraken bedoelen. Ze bedoelen dat alles revolutionair veranderen moet – daar zijn ze het wel mee eens – maar dan zo dat alles bij het oude blijft, zodat er uiteindelijk niets verandert.
Fragment uit een voordracht van Rudolf Steiner op 10 augustus 1919, uit: Opvoeden en onderwijzen als sociale opgave (Nearchus, 2001)
101 jaar na dato
is deze voordracht van Steiner actueler dan ooit.
Steiner hield deze voordracht direct na het “einde” van WO I. De Eerste Wereldoorlog vormde het instrument om grote veranderingen in de wereld mogelijk te maken. Europa kwam in de tang van de meedogenloze, economische belangen vanuit het Westen en het geestdodende communisme vanuit het Oosten. Er vond een nieuwe wereld ordening plaats.
Rudolf Steiner gaf hierop een Europees antwoord en werd, tot verrassing van velen, in de sociale chaos in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog maatschappelijk zeer actief. Gesteund door arbeiders, maar tegengewerkt door vakbonden en politici, sprak hij voor volle zalen over een nieuwe sociale orde die recht zou doen aan de mens als geestelijk, lichamelijk en sociaal wezen.
Steiner gaf met de gedachten over een maatschappelijke drieledigheid, een pretentieus concept over een samenleving die ieder mens binnen de samenleving recht zou kunnen doen. Dit is nogal wat, want de meeste “vernieuwende” ideeën blijken altijd weer onder het mom van “Je kan het niet iedereen naar de zin maken” collateral damage als normaal verschijnsel te accepteren.
Corona als instrument
Zoals ook de twee wereldoorlogen een instrument waren om de wereld tot grote veranderingen te dwingen, is ook de coronacrisis een instrument om de wereld nieuw te ordenen.
De eigenlijke boodschap die we uit het bovenstaande citaat kunnen opmaken is dat we heel wakker moeten zijn dat het oude normaal, de oude structuren dus, niet in een nieuw ogend jasje als veelbelovende reset onze waarneming beneveld. De revolutie, de omwenteling, de broodnodige echte verandering die de mensheid zou kunnen dienen, moet eerst in ons zelf plaats vinden.
Voetnoten