Dit artikel verscheen in het tijdschrift Driegonaal
Als corona een muziekstuk was (zou best kunnen met zo’n zwierige naam), zou in dat stuk een veelheid aan motieven opduiken. Wat het hoofdmotief van het stuk zou zijn, is ook duidelijk.
Ik las een uitvoerig artikel in een landelijk dagblad waarin een Nederlandse schrijver beschreef dat en waarom hij mensen die zich niet tegen corona (hebben) laten vaccineren egoïsten vindt die “alleen bezig zijn met zichzelf”. Een ruim deel van het artikel ging over zijn eigen gezondheid; hij lijdt aan een nare hartkwaal en de zorg die daarvoor nodig is dreigt uitgesteld te worden door het aantal (corona-)patiënten op IC’s.
Deze uitweiding over zijn persoonlijke situatie maakte dat ik mij bij het lezen van zijn artikel wat ongemakkelijk begon te voelen. – Ieder die in een ziekenhuis ligt, houdt daar een bed bezet waarop een ander dan niet kan liggen, dat is duidelijk (en geldt voor veel dingen in het leven, bijvoorbeeld: de boterham die ik eet, kan een ander niet eten – een veelbetekenend feit wanneer we er acht op slaan).
Maar deze objectieve constatering kreeg voor mij een enigszins andere kleur door de suggestie van de schrijver: het is mijn bed dat daar bezet wordt gehouden. Dat verandert de strekking van zijn betoog aanmerkelijk, want als ik dat betoog kernachtig samenvat wordt er gezegd: ‘Hé, vaccinweigeraars, jullie zijn egoïsten en zijn alleen met jezelf bezig; denk eens aan mij!’
Het zijn ‘de anderen’ die mijn vrijheid aantasten en zij zijn het ook die mij mijn vrijheid moeten geven…
Het centrale corona motief is vrijheid. Het is de vrijheid die, als het hoofdkarakter in de opera, miskend, bedreigd en in gevaar gebracht wordt en die misschien, na de katharsis, als een phoenix uit de as herrijst, ja, zelfs zijn ware gedaante aanneemt.
Zo ver is het nog niet, gezien de valse tonen die door de corona-gebeurtenissen worden opgeroepen. Er wordt nog vooral geworsteld met en om vrijheid en daarbij wordt zichtbaar dat het begrip ‘vrijheid’ voor velen een willekeurige betekenis heeft. Vrijheid is nog een bleek begrip.
Met een reuzensprong: wanneer een mens de vrijheid kent en in zich draagt, is er – buiten hemzelf – niets of niemand die hem daarvan kan beroven.
Wat deze mens dan doet? – Dat bepaalt hij zelf, met inachtneming van wat hij in de wereld om zich heen nodig acht. Aan wat hij doet, of waarvoor hij kiest, valt niet af te lezen of het om een vrije daad of vrije keuze gaat. En ook is duidelijk: in vrijheid zal hij een ander niet schaden.
In die richting kunnen we ons ontwikkelen om tot vrijheid te komen. Van de wegen die anderen bewandelen in hun zoektocht naar vrijheid kunnen we slechts met interesse kennis nemen. Dat zou ook meer kansen opleveren om werkelijk met elkaar in gesprek te raken.
John Hogervorst
Dit bericht verscheen in het tijdschrift Driegonaal 37/5