Dit bericht verscheen bij Novini
De term ‘diepe staat’ heeft een sterke opgang doorgemaakt. Maar hoe behulpzaam is die term en zijn er misschien ook valkuilen?
Nog niet zo lang geleden werd de term ‘diepe staat’ vooral gebruikt in verband met Turkije. Dat land heeft immers een lange geschiedenis van kemalistische militairen die samenzweren om hen onwelgevallige regeringen te dwarsbomen. Sinds de laatste campagne voor de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten is de term echter sterk in opgang.
Net als in Turkije wordt er in de VS mee gedoeld op netwerken van machtige personen in het bedrijfsleven en de haute finance. Maar vooral ook in het ambtenarenapparaat en wat Dwight Eisenhower het militair-industrieel complex genoemd heeft. Dat er dergelijke netwerken zijn en dat ambtenaren en andere functionarissen soms meer invloed hebben dan democratisch gekozen politici, kan iedereen die wel eens een aflevering van de Britse televisieserie Yes, minister gezien heeft zich levendig voorstellen.
Blijf op de hoogte van nieuws, opinie en achtergronden: Volg Novini!
Het is dus een goede zaak dat meer mensen zich bewust worden van het bestaan van de deep state. Ook al blijft het naar zijn aard iets dat niet altijd scherp omlijnd is. Tegelijk zit er ook een groot risico aan het spreken in termen van de diepe staat.
Roosevelt en Wilson
Dat probleem laat zich illustreren aan de hand van twee Amerikaanse presidenten die Willem Middelkoop en Tim Dollee in hun boek Patronen van bedrog aanhalen om te laten zien dat sommigen aan het begin van de 20e eeuw al spraken over een diepe staat. Die twee presidenten zijn Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson. Beide spreken, hoewel ze de term zelf niet gebruiken, van iets dat doet denken aan de diepe staat. Beide presidenten hebben echter zelf ook het nodige op hun kerfstok.
Zo was Theodore Roosevelt (niet te verwarren met Franklin D. Roosevelt) met zijn aanvulling op de Monroe-doctrine de vader van het Amerikaanse imperialisme. En stookte Woodrow Wilson met zijn 14-puntenplan de situatie op de Balkan en in Centraal-Europa op, om vervolgens in de onderhandelingen rond Parijs na de Eerste Wereldoorlog zijn eigen principes selectief toe te passen. Waarmee hij voorwaarden schiep voor het enkele decennia later weer oplaaien van de ‘Europese Burgeroorlog’.
Oppervlakkige staat
Wat de acties van deze twee presidenten illustreren is dat het bestaan van een diepe staat de oppervlakkige staat niet vrijpleit. Vandaag de dag hebben sommigen nog wel eens de neiging om alles wat de Verenigde Staten in de wereld aan ellende aanrichten aan de diepe staat toe te schrijven. Maar ook de oppervlakkige staat kan er wat van. Laten we dat vooral niet uit het oog verliezen.